-6-
Met betrekking tot de opmerking over de financiële aspecten van deze
activiteiten antwoordt hij dat niets anders gedaan wordt dan de rijksbij
drage doorbetalen volgens een door het rijk vastgestelde verdeelsleutel.
De 6.155,wordt niet specifiek voor de aangehaalde cursus beschikbaar
gesteld. Er kan in principe elke invulling aan gegeven worden.
Naar aanleiding van de opmerking van mevrouw Struijt antwoordt de
heer Tuinman dat er 30 augustus jl. een subsidiëntenoverleg basiseducatie
heeft plaatsgevonden in Bergen op Zoom. Tijdens dat overleg heeft
een brief van het hoofdbestuur van 0M0 aan 0V0, inhoudende de opmerking
dat op 26 juni 1989 door het bestuur van 0M0 besloten is het bestuur
van 0V0, regionaal instituut voor basiseducatie West-Brabant, over
te dragen aan een nieuw op te richten stichting, ter discussie gestaan.
In de brief geeft men een drietal redenen voor de overdracht.
In de eerste plaats haalt men aan dat 0V0 nog de enige instelling
zal zijn die er per 1 januari 1990 onder het bevoegd gezag van OMO
ressorteert. Beleidsmatige en administratieve ondersteuning zullen
daardoor op het huidige niveau niet te handhaven zijn.
In de tweede plaats brengt men naar voren dat overdracht een besparing
van 32.000,zal opleveren, omdat 0V0 voor een gedeelte zelf de
administratie zal gaan verzorgen en er zodoende geen sprake meer is
van een centrale administratie.
In de derde plaats kaart men aan dat het niet ondenkbaar is dat het
instituut voor basiseducatie in de toekomst ook vormings— en ontwikke
lingswerk gaat verzorgen.
OMO vindt dat dat niet tot het werkterrein van de organisatie behoort.
Volgens de heer Tuinman kan er, pas wanneer er beter zicht is in de
toekomstige structuur van het bestuur, wat meer gezegd worden over
de vraagstelling over de katholieke signatuur van 0M0. De discussie
daarover wil hij daarom later voeren.
Bij interruptie vraagt de heer Kamp namens de P.v.d.A.—fractie of
het mogelijk is om hetzij in de commissie, hetzij in de raad, betrokken
te worden bij die discussie, om zodoende haar gedachten daarover kenbaar
te kunnen maken.
2e termijn.
Namens de fractie van het CDA vraagt de heer Maris nogmaals of het
mogelijk is om nog eens in bijvoorbeeld "de Brillant" een publicatie
te doen over het nut van de activiteiten.
Namens de fractie van de WD zegt de heer Hoekwater blij te zijn met
de onderkenning van de heer Tuinman dat een en ander in de commissie
aan de orde had moeten worden gebracht. Hij voelt zich daarbij onder
steund door de P.v.d.A.—fractie.
De heer Hoekwater zegt te denken dat de rijksoverheid de subsidie
aan de gemeente verstrekt met het doel dat de gemeente zich goed beraadt
over de besteding van dat geld en het geld doorgeeft aan een ter zake
actief instituut. En niet dat de gemeente alleen fungeert als een
postbus en zodoende geen invloed op de verdeling kan uitoefenen.
Antwoord 2e termijn.
De voorzitter antwoordt dat er een inspanningsverplichting aan de
gelden vastzit. Er moet voor worden gezorgd dat, juist voor de mensen
die daar behoefte aan hebben, de gelegenheid bestaat om aan de acitivi-
teiten deel te kunnen nemen.
Aan voorlichting over de activiteiten is de nodige aandacht besteed.
-Toen-