-4- Blijkens het schrijven van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken kan de, niet door onze gemeente gewilde, provinciale grenswijziging per 1-1-1986, nog een financiële tegenvaller voor de gemeente gaan betekenen. Het percentage slechte grond wordt nldrastisch teruggebracht van 80 naar 41, waardoor de gemeente niet meer in aanmerking komt voor de jaarlijkse verfijnings uitkering. Uitkering geschiedt nlpas bij een percentage van 50 of meer. Niet alleen dient volgens de plannen van de secretaris 103.000,terugbetaald te worden over 1986 en 1987, bovendien krijgt de gemeente zo'n 54.000,per jaar minder. In het collegevoorstel staat dat volgens de staatssecretaris d.m.v. veel meer grondgegevens de oppervlakte slechte grond aanmerkelijk nauwkeuriger kan worden aangegeven Wil de staatssecretaris daarmee zeggen dat hij nu over veel meer grondgegevens be schikt en dus in staat is om het percentage nauwkeuriger aan te geven? Of wil hij zeggen dat hij voor een nauwkeuriger aangeven over meer gegevens dient te beschikken? Het college stelt voor om zelf bodemonderzoek te doen verrichten. Welke waarde zal de staatssecretaris toekennen aan de uitkomst van dat onderzoek? Met dit voorstel vraagt het college toestemming om een kostbaar spierinkje uit te werpen van 6.960,om jaarlijks een forse kabeljauw van 54.000,te kunnen vangen Op zich geen slechte zaak, aldus de heer Groeneveld, als je maar in kansrijk water vist. Weliswaar komt het voor dat vis gevangen wordt daar waar niemand dat verwacht, denk bijvoorbeeld aan de bouwput voor "de Blokhut". Het bedrijf dat dit onderzoek gaat verrichten heeft inmiddels voor vele andere ge meenten onderzoek gedaan. Hadden deze gemeenten hetzelfde doel voor ogen als de gemeente Willemstad en zo ja, wat was het resultaat? Tot slot zegt de heer Groeneveld dat het CDA gaarne de reakties van het college verneemt alvorens met het onderhavige voorstel in te stemmen. Wel onderschrijft hij de laatste zin van het voorstel van het college. De voorzitter antwoordt in de richting van de heer Hoekwater dat het niet mogelijk is om de staatssecretaris aan te schrijven in de bewoordingen zoals die door hem naar voren zijn gebracht. Ten aanzien van de status van het bedrag ad 54.000,merkt hij op dat de gemeen te sinds 1986 als gevolg van de grenswijziging jaarlijks 25.000,minder ont vangt aan algemene uitkering. Daar vindt weliswaar een afbouw in plaats over 5 jaar. Deze korting staat buiten de mindere uitkering ad 54.000,die daar dus nog eens bovenop komt. Vanwege het kwijtraken van een stukje strand en water krijgt de gemeente dus nu zo'n 80.000,minder per jaar. Om deze mindere uitkering binnen de begroting op te vangen zou bijvoorbeeld de onroerendgoed-belasting met 25% verhoogd moeten worden. Er is dan ook onmiddellijk na ontvangst van het schrijven van de staatssecretaris een reactie van het college de deur uitgegaan. Het college hoopt natuurlijk dat dit schrijven dat resultaat op zal leveren wat iedereen wenst. Een van de mogelijkheden om iets tegen de korting te doen is een tegenonderzoek naar de bodemgesteldheid. Het is de voorzitter niet bekend wat de kansen zijn op een voor de gemeente positief resultaat. Doch aangezien het gaat om gigantisch grote bedragen is hij van mening dat elke kans, hoe klein ook, aangegrepen moet worden om er iets tegen te doen. Over een periode van 10 jaar mist de gemeente door deze maatregel 600.000, Het laatste woord over deze kwestie heeft de raad voor de gemeentefinanciën in zijn advisering aan de staatssecretaris. De voorzitter zegt aan te mogen nemen dat ook de financiële positie van de gemeente Willemstad daarbij betrokken wordt. Vervolgens kan hij zich niet aan de indruk onttrekken dat het onderzoek van 1971 waaruit de gegevens van de bodemgesteldheid zijn samengesteld aanzienlijk meer natte vingerwerk was dan nu het geval is.

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1988 | | pagina 8