-2-
Uit de Memorie van Toelichting blijkt echter dat de algemene regels van de raad
niet altijd bindend zijn voor het college. Dit ontneemt voor een gedeelte de
kracht aan voornoemd artikel 149.
Indien men daadwerkelijk de positie van de raad wenst te versterken, dan zullen
de algemene regels die de gemeenteraad stelt, normatieve betekenis moeten hebben
en wel in twee richtingen namelijk zowel in de relatie tussen gemeenteraad en
college als in de rechtsverhouding tussen de gemeente en burger. De rechtszeker
heid eist dit.
Een tweede mogelijkheid om de positie van de gemeenteraad te versterken zou kun
nen zijn de bevoegdheid van de raad om te bepalen van welke collegebesluiten, aan
de raadsleden kennisgeving moet worden gedaan.
Op deze wijze kan de raad zich reeds in een vroegtijdig stadium de verlangde in
formatie verschaffen.
Ook wordt in het ontwerp van de nieuwe gemeentewet aandacht geschonken aan de
positie van. raadsminderheden; getracht wordt deze positie te verbeteren door: in de
wet de procedure voor het vormen van een nieuw college te omschrijven.
De bestaande wet kent op dit punt geen regeling. Collegevorming wordt dan ook
thans aan het vrije spel van politieke krachten overgelaten. In de praktijk heeft
dit ertoe geleid dat de positie van raadsminderheden in dit proces enigszins in
het gedrang kwam.
In de ontwerp-wet wordt daarom voorgeschreven dat voorafgaande aan de wethouders
verkiezing, een verplichte overlegvergadering moet worden gehouden. Hiervan moet
verslag worden uitgebracht aan de burgemeester.
Men kan zich overigens afvragen of een dergelijke verplicht voorgeschreven ver
gadering een nuttige bijdrage levert aan het functioneren van het lokale bestuur.
Het betreft immers de formalisering van een reeds jaren in de praktijk ontwikkel
de gewoonte om alle partijen bij de vorming van een nieuw college te betrekken.
Wellicht dat over een aantal jaren blijkt dat de wettelijke bepalingen dien aan
gaande te weinig speelruimte laten voor een flexibele, aan de behoefte van de
praktijk te hanteren regeling op dit punt.
Wat het voorgeschreven tijdstip van een dergelijke vergadering betreft, namelijk
ten minste één week voor de wethoudersverkiezing, merkt de voorzitter op, dat het
veeleer aanbeveling verdient deze één week na de raadsverkiezingen verplicht te
stellen en derhalve ruimschoots vóór het tijdstip van de wethoudérsverkiezing
In de laatste week vóór de wethoudersverkiezing zal de procedure voor college
vorming zich naar alle waarschijnlijkheid in een dermate vergevorderd stadium be
vinden, dat er niet veel meer te bespreken valt met de raadsfracties dié niet in
het college vertegenwoordigd zullen zijn.
In de derde plaats is het niet ondenkbeeldig dat de overlegvergadering een soort
rituele dans wordt van een meer omvattende ceremonie, omdat deze vergadering nu
eenmaal is voorgeschreven.
Bovendien garandeert een dergelijke vergadering geenszins dat informatie wordt
uitgewisseld danwel besluitvorming wordt bereikt.
Bovengenoemde drie aspecten kunnen de wettelijke verplichting tot het houden van
een overlegvergadering tot een dode letter maken, hetgeen ervoor pleit deze rege
ling ongeschreven te laten.
Een tweede poging tot versterking van de positie van raadsminderheden vormen de
bepalingen die beogen de raadsminderheden van meer informatie te voorzien.
Hiervoor werd reeds erop gewezen, dat in de ontwerp-wet voor de raad de mogelijk
heid is gecreërd van college en burgemeester de mededeling van bepaalde besluiten
te verlangen. In feite strekt deze bepaling er niet toe om de raadsminderheden te
informeren: er is een meerderheidsbeslissing van de gemeenteraad nodig om aan te
geven van welke besluiten aan de leden van de raad kennisgeving moet worden ge
daan.
Als de gemeenteraad op dit punt niets regelt en het college zelf niet al te scheu
tig is met het verstrekken van informatie, blijven de raadsminderheden toch' nog
met lege handen staan.
Veel beter kan het beoogde doel worden bereikt met de nieuwe verantwoordingsplicht
die voor het college in artikel 168 en voor de burgemeester in artikel 180 van
het wetsvoorstel zijn opgenomen.
-Naast-
-3-
Naast de verplichting tot het verschuldigd zijn van verantwoording aan de gemeen
teraad voor het bevoegde bestuur zoals de huidige wet die ook reeds kent, is
tevens bepaald, dat aan de raad tevens die inlichtingen worden verstrekt die door
één of meer leden zijn gevraagd.
Het gaat hier om inlichtingen die een raadslid kan vragen en waarop een raadslid
recht heeft zonder hiervoor eerst de instemming of toestemming van de raadsmeer-
derheid verkregen te hebben.
Ook hier volgt het wetsontwerp een in de meeste gemeenten bestaande praktijk om
middels het reglement van orde aan individuele raadsleden een recht op inlichting
en te geven. De memorie van toelichting voegt er ten overvloede nog aan toe, dat
het verbinden van politieke consequenties aan het verstrekken van inlichtingen
uiteraard een zaak van de meerderheid van de raad blijft.
Wordt hiermee in voldoende mate tegemoet gekomen aan de informatie-behoefte die
bij raadsleden onder bepaalde omstandigheden kan bestaan?
In het algemeen kan deze vraag bevestigend beantwoord worden, zeker indien u be
denkt, dat daarnaast een raadslid ook ondershands om informatie kan verzoeken en
deze ook in de meeste gevallen stellig zal verkrijgen, zonder een formeel verzoek
zoals bedoeld in de voorgestelde bepaling, aldus de voorzitter.
Ten aanzien van het college van burgemeester en wethouders merkt de voorzitter
het volgende op.
"In artikel 33 benadrukt het wetsonderwerp nog eens heel nadrukkelijk het colle
giale karakter van het college van b. en w.: De burgemeester en de wethouders
vormen tesamen het college van b. en w.. De toelichting sluit over het collegiali-
teitskarakter ieder misverstand uit, als daarin wordt gezegd," dat er geen be
zwaar tegen behoeft te bestaan bij wijze van mandaten tot een zekere werkverde
ling te komen, waarbij elk lid van het college voor zijn eigen terrein de beslis
singen neemt, waarvan hij, gelet op de terzake binnen het college geldende regels,
mag aannemen, dat de andere leden van het college daarmee stilzwijgend instemmen.'
De bevoegdheid van de burgemeester en de wethouders om met elk individueel geval
bemoeienis te hebben, blijft echter onverlet. Elke beslissing komt voor verant
woordelijkheid van het gehele college en geen wethouder kan zijn medeleden in het
college het recht ontzeggen zich met de hem regarderende zaken in te laten.
Door de benadrukking van het collegiale karakter van het dagelijks bestuur van
de gemeente gaat dit artikel, naar de regering hoopt, mede verkokering van het
bestuur van de gemeenten tegen." Tot zover letterlijk deze toelichting.
Het aantal wethouders wordt in het ontwerp afhankelijk gesteld van de verschil
lende gemeenteklasse." In gemeenten met minder dan 14.000 inwoners wordt het aan
tal wethouders op twee gesteld. In gemeenten met een inwonertal tussen 14.000 en
24.000 mogen er drie zijn, in gemeenten met een inwonertal tussen 24.000 en 60.000
vier enz. enz., met dien verstande, dat een afwijking van één naar boven of naar
beneden ter competentie staat van de raad en niet aan de goedkeuring van G.S.
is onderworpen.
Voor wethouders en de burgemeester zijn bepalingen opgenomen, die betrekking heb
ben op openbaarmaking van nevenfuncties, welke zij anders dan uit hoofde van hun
ambt vervullen. Zij mogen voorts geen vergoedingen ontvangen voor werkzaamheden
welke zij uit hoofde van hun ambt vervullen. De V.N.G. maakt hierbij onderscheid
tussen normale nevenwerkzaamheden en extra werkzaamheden, nlals er aan de neven
functies aan regionale dimensie wordt toegevoegd, zoals bij voorbeeld als een col
legelid tevens bestuurder is van een samenwerkingsverband. Zij verwijst hierbij
naar een kroonuitspraak uit 1951. Het verdient aanbeveling indien de toelichting
zou vermelden, wat tot "normale" of extra nevenwerkzaamheden behoort.
Artikel 54 tenslotte legt heel nadrukkelijk vast, dat het uitsluitend ter com
petentie van burgemeester en wethouders zelf is, of de vergaderingen met geslo
ten deuren worden gehouden.
De raad is niet bevoegd hiervoor regels te stellen."
Omtrent de burgemeestersfunctie zegt de voorzitter datde burgemeester in het
wetsontwerp wordt genoemd als een volledig gemeentelijk orgaan. Hij wordt benoemd
en ontslagen door de Kroon.
-In-