-10- Wij stellen als CDA—fractie voor aan de gemeenteraad ten gunste van het perceel Voorstraat 24 een voorbereidingsbesluit te nemen ex artikel 21 Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarna de procedure ex artikel 19 W.R.O. en artikel 50 van de Woningwet kan volgen zodat het bestemmingsplan gewijzigd kan worden en de bouwvergunning alsnog verleend kan worden. Uw college verzoeken wij met klem zo spoedig mogelijk ons de benodigde papieren op onze volgende vergadering aan de raad te doen toekomen. Zo niet, dan overweegt mijn fractie met een motie te komen. Wij kunnen dus met u, niet anders dan besluiten de bouwaanvraag af te wijzen, maar hopen tegelijk met de voorgenoemde procedure voor een ieder tot een bevredigende oplossing te komen." Vervolgens zegt de heer Kamp dat bij het bestuderen van het beroep schrift van de heer Saarloos, de hoorcommissie heeft geconstateerd dat er bij de discussie van de verkoop van de voormalige kleuterschool wal: uitgangspunten zijn geformuleerd m.b.t. het al dan niet geoorloofd zijn van een bepaald gebruik. Er is toen ook gezegd dat garage—acitvi— teiten op zich daar niet zouden moeten plaatsvinden. Wanneer daarnaast het voorstel tot verkoop van de kleuterschool wordt gelegd dan is er in dat voorstel nadrukkelijk op gewezen dat het mogelijk is de geldende bestemming te wijzigen en op grond daarvan een procedure tot bestemmingsplanwijziging toe te passen De heer Saarloos werd daarmee de mogelijkheid gegeven de ruimte te gaan gebruiken voor opslag van allerlei spullen in de detailhandel sfeer. het college heeft er echter ook mee ingestemd dat de heer Saarloos aan de achterkant van het gebouw auto's stalde. Het besluit dat toen is genomen is niet gevolgd door een definitieve bestemmingsplanwijziging. Wanneer je dus toetst op basis van die niet gewijzigde regelingen zou je constateren dat bij een vrij strikte uitleg zelfs het huidige gebruik niet zou mogen. Het tweede punt is dat uit de privaatrechtelijke overeenkomst gecon cludeerd kan worden dat er op zich andere mogelijkheden voor gebruik niet zijn afgesloten. Het college van burgemeester en wethouders zou ter zake toestemming moeten geven. Bij de fractie van de P.v.d.A. leeft nl. de gedachte dat men te maken heeft met een vrij kleinschalige onderneming, dat het voor de economische leefbaarheid van de gemeente belangrijk is om bedrijven in Willemstad te houden, en dat m.b.t. de milieu- overlast niet gesteld kan worden dat een en ander op zich tot grote bezwaren aanleiding hoeft te geven. Er vindt bovendien geen ontsiering plaats, omdat er al een vrij dichte bebouwing aan de achterzijde is. Op zich zijn er alzo gronden om het verzoek van de heer Saarloos welwillend in overweging te nemen. De hoorcommissie heeft ook gezegd dat het op zich een goede zaak zou zijn, om m.b.t. de feitelijke operationaliseringsmogelijkheden van het bouwplan van de heer Saarloos het gevoelen van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg te vernemen. Het college heeft vervolgens n.a.vdat standpunt aan de Rijksdienst een brief geschreven die qua inhoud neigt tot het verkrijgen van een negatief antwoord. De brief gaat nl. uit van een hele stringente benadering van de bouwaan- vraag, terwijl het toch de intentie was om een en ander wat welwillen der te overwegen en te kijken of er sprake is van onoverkomenlijke bezwaren. De P.v.d.A.-fractie betreurt een dergelijk schrijven omdat zodoende, wanneer een negatieve beslissing genomen zou worden, andere mogelijk heden worden geblokkeerd. -11- De termijn waarbinnen de gemeenteraad nu een beslissing op het beroep schrift moet nemen loopt op 28 december a.s. af. Overigens gaat het hier om een termijn van orde en dat geeft de heer Saarloos het recht verder beroep in te stellen, waarbij hij het niet nemen van een besluit mag en kan aanmerken als een fictieve weigering op zijn verzoek. Mede gelet op het feit dat er veel voor te zeggen is om de heer Saarloos in deze zaak ter wille te zijn, is het zinvol om een artikel 19—procedure W.R.O. op te starten annex artikel 50 lid 8 Woningwet, waar ook reeds door het CDA op gewezen is. Hierbij merkt de heer Kamp wel op dat uit het opstarten van een dergelijke procedure niet geconcludeerd mag worden dat daarmee ook de benodigde vergunning en toestemming verkregen zal worden. De fractie van de P.v.d.A. wil nu een praktische oplossing aandragen voor onderhavig probleem. Zij stelt voor om het beroepschrift aan te houden, waarmee de termijn van orde dus wordt overschreden. Er dient nu een procedure te worden gestart waarbij met de heer Saarloos overleg wordt gevoerd over een hernieuwde behandeling van zijn bouw aanvraag. Dit zou ertoe kunnen leiden dat hij zijn beroep intrekt en er dus geen formele zaak meer ligt. Vervolgens zouden er met hem procedures afgesproken kunnen worden voor behandeling van zijn aan vraag. Zonder verder in de problemen te geraken zou dan tot een goede afhandeling van de zaak gekomen kunnen worden. De heer Boertjes zegt dat door de overige fracties het meeste gras reeds voor zijn voeten is weggemaaid. Toch heeft hij nog wat op— en aanmerkingen. Bewust is in 1984 het juiste besluit genomen door de school aan de hoogste inschrijver te verkopen. De raad heeft toen zijn instemming gegeven aan een artikel-19 W.R.O. procedure. Gedeputeerde Staten hebben toen ook een verklaring van geen bezwaar afgegeven. Nu wijst het college een aanvraag om bouwvergunning af omdat de verbouwing ingrijpender zou zijn dan het toegestane van de bestemming afwijkende gebruik. De V.V.D.—fractie heeft daar enige moeite mee. Het college stelt dat er uitbreiding zal komen van bedrijfsmatige activiteiten, terwijl daar toch al langer sprake van is. Nu doet het college voorkomen alsof men daar niet mee bekend is. Door de heer Saarloos wordt vergunning gevraagd voor een overkapping van 81 m2 achter het pand Voorstraat 24. In dit verband heeft de V.V.D.-fractie moeite met de term "uitbrei ding" zoals die in het voorstel wordt gebruikt. De heer Boertjes is het eens met de heer Kamp dat de brief aan Monu mentenzorg zo is geschreven dat daar slechts één antwoord op mogelijk is nl. afwijzing van het verzoek van de heer Saarloos. Ook voor de V.V.D. is dit een vreemde zaak. Het college is verder nog van oordeel dat grootschaligheid van bedrij ven in de vesting gemeden moet worden. Wanneer nu het onderhavige garagebedrijf in ogenschouw wordt genomen kan er toch nauwelijks sprake zijn van grootschaligheid, ook niet na de uitbreiding van het bedrijf. Tot slot kan de heer Boertjes zich helemaal vinden in het voorstel zoals reeds door de beide andere fracties is gedaan, om het beroep af te wijzen dan wel geen beslissing op het beroep te nemen en vervol gens een artikel 19 W.R.O. procedure op te starten. De v°o**zitter schorst vervolgens de vergadering voor enkele minuten opdat het college zich kan beraden over hetgeen door de fracties naar voren Is gebracht. -Na-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1988 | | pagina 130