-14-
Vervolgens gaat de heer Munters over tot de beantwoording van de vragen
die door de heer de Visser zijn gesteld.
Door hem is onder meer gezegd dat in het collegevoorstel niet is gespro
ken over afwijkende tarieven. Anders gezegd, de provincie zou geen pro
blemen hebben met hetgeen in de aanhef van het voorstel is verwoord.
De heer Munters zegt ten aanzien hiervan het volgende:
"We moeten toen even goed op een rijtje, zetten hoe onze tarieven voor 1
februari 1S37 berekend werden en dat was als volgt. Voor de vaste lig
plaatshouders kende men twee tarieven. Men hanteerde de boxmaat en de
scheepsmaat. Daarnaast kende men de boxmaat in boxen maar ook de scheeps-
maat in boxen.
Wanneer een te klein schip in een te grote box lag dan werd hem de box
maat berekend. Wanneer een te groot schil in een te kleine box lag dan
werd hem de scheepsmaat berekend.
Deze regeling was alzo aan alle kanten voordelig voor de gemeente. Met
deze constructie gaat de provincie echter thans niet meer akkoord; er
moet daar nu één tarief voor in rekening worden gebracht. Als een schip
in een box ligt, bereken je of boxmaat of scheepsmaat en niet bij de een
dit en bij de ander dat.
We mogen wel boxmaat en scheepsmaat hanteren wanneer we een schip hebben
dat in de box ligt en daar boxmaat voor aanhouden en voor een schip op
een andere plaats, i.e. langs de steiger waar geen boxen zijn, de scheeps
maat hanteren.
Maar dan praat je ook over twee duidelijk verschillende situaties.
Ik kan me indenken dat watersporters van mening zijn dat wanneer hun
schip in een box ligt, het wat beter beschermd ligt dan wanneer het
langszij langs de steiger ligt.
De heer de Visser interumpeert dan de heer Munters omdat hij van mening
is dat zij niet op dezelfde golflengte zitten.
De heer de Visser bedoelde met de twee tarieven dat voor de schepen die
in de boxen lagen en voor de vaste ligplaatshouders de opmerking van de
provincie niet van toepassing was.
Het gaat voornamelijk om de passanten die in lengtemeters betaalden en
die nu per m2 gaan betalen.
Dus als de heer de Visser net heeft over twee verschillende tarieven dan
gaat het uitsluitend over deze groep. Daarom was de heer de Visser van
mening dat de gemeente meer inkomsten zou gaan krijgen, want
De heer Munters onderbreekt op zijn beurt de heer de Visser met de mede
deling dat hij nog niet zo ver was. Hij was begonnen mèt te vertellen
wat het verschil was tussen de vaste ligplaatshouders.
Hij vervolgt dan zijn beantwoording met de woorden:
"Nu komen we pas bij de passanten.
Bij de passanten speelde inderdaad datgene wat u nu naar voren brengt
nlde lengtemaat en de vierkantsmaat.
Ook daar mogen we in de toekomst geen verschil meer in aanbrengen. Je
brengt of in rekening de lengtemaat of de vierkantsmaat.
U kunt uit het voorstel lezen waar we voor gekozen hebben, nlde vier
kantsmaat. Er is naar gestreefd om een omslag-regeling op papier te
krijgen die in verhouding zou weergeven datgene wat in het verleden
werd berekend. Dan is het net als bij de onroerend-goedbelasting. Wan
neer je daar een andere formule of een hertaxatie op los laat, dan gaat
de een wat meer en de ander wat minder betalen.
't Is misschien wel aardig om een paar voorbeelden te noemen.
De schepen tot en met 6 meter oetaalden f. 6,80 dit wordt 6,
Dus de kleine bootjes gaan in deze nieuwe regeling minder betalen. Het
kan overigens best zijn dat de allerkleinste meer gaan betalen.
Schepen tussen 6 en 8 meter betaalden 8,92 dit wordt 9,59.
Daar zit dus al een kleine verhoging in. Deze verhoging loopt op al naar
gelang de schepen groter worden.
Wanru.rr in 1987 evenveel schepen de Will.êmstadse haven aandoen dan in
1986 en van dezelfde afmetingen dan zit er een stijging in de inkomsten
van 126.847,-— naar 147.804,
-De-
-15-
De heer Tuinman heeft zijn rekenmachine niet bij anders had hij snel
even kunnen berekenen hoeveel procent dat is. Maar het is meer dan 7%.
Ik heb gezegd, we nebben gestreefd naar een goed leesbaar reglement, we
heboen er ook naar gestreefd dat de verhouding van de bedragen ten op
zichte van de oude regeling niet al te scheef werd getrokken".
Vervolgens gaat de heer Munters weer verder met de beantwoording van de
vragen van de heer de Visser.
Door hern is gezegd dat de opslag op het havenhoofd min of meer van tafel
is geveegd. Door het college is geconstateerd dat er bijne geen opslag
meer plaatsvindt. De heer Munters is echter van mening dat wanneer op
het havenhoofd gedurende 1 of 2 dagen zand wordt opgeslagen dit moet
kunnen
De praktijk heeft echter geleerd dat er geen vragen meer binnen komen
voor opslag. Wanneer daar nu geen vraag naar is moet je daarvoor dan een
voorziening opnemen in het havenreglernent. Het sluit volledig aan bij
datgene wat reeds door de heer Munters is gezegd, nl. dat je zo weinig
mogelijk overbodige artikelen in het reglement dient op te nemen. Er is
dus ook inderdaad geen raadsbesluit genomen ten aanzien van de opslag.
Het havenhoofd is eigendom van rijkswaterstaat maar de meeste opslag ge
beurt "als het gebeurt" op het parkeerterrein van de gemeente.
Vervolgens had de heer de Visser een hele rij met afwijkingen van diver
se scheepsmaten.
De heer Munters heeft reeds gezegd hoe het college aan de cijfers is ge
komen.
Er zijn inderdaad schepen waarvoor men meer moet gaan betalen, doch er
zijn er echter ook waarvoor men minder moet gaan betalen.
Ten aanzien van de reparatie-schepen zegt de heer Munters dat er momen
teel in de haven een bedrijf is dat reparaties verricht aan jachten. Die
reparaties belopen zo'n 10 a 12 scheepjes per jaar.
Met dat reparatiebedrijf is in de privaatrechtelijke overeenkomst af
gesproken dat het te repareren schip 1 week tot 14 dagen naast het werk-
schip mag liggen. D.an kan dat zonder dat daar havengeldtarieven voor be
taald hoeven te worden. Wanneer de reparatie langer gaat duren moet dit
in de eerste plaats gemeld worden bij het college waarna wordt bezien
of er een verrekening van havengeld plaats dient te vinden. Het is niet
zo dat de ondernemer van dat reparatiebedrijf als het ware wat wacht
schepen kan neerleggen die zodoende gratis kunnen liggen. Op die schepen
wordt het normale tarief losgelaten. Zodra ze echter onder handen worden
genomen voor reparatie vallen ze onder eerdervermelde regeling.
Tot slot merkt de heer Munters nog op dat het nooit de bedoeling is ge
weest om 2x dagtarief te berekenen aan iemand die vlak vóór 00.00 uur
met zijn boot de haven binnenkomt.
Wanneer het betreffende artikel dus aanpassing behoeft zal dat zeker
gebeuren. Waarschijnlijk is dit artikel klakkeloos overgenomen uit de
verordening van de gemeente Enkhuizen.
De eerlijkheid gebied echter té zeggen dat er niet een havenmeester zal
zijn die in de praktijk twee dagtarieven zal berekenen aan een schipper
die even voor twaalven arriveert en na twaalven weer vertrekt.
Ten aanzien van de privaatrechtelijke overeenkomst die naar de mening
van de heer Hoekwater zou zijn "binnengeslopen1 zegt de heer Munters dat
deze bevoegdheid tot het verhuren dan wel in gebruik geven van gemeente
eigendommen door de gemeenteraad bij besluit van 19 rvevember 1974
aan het college is gedelegeerd.
De voorzitte:r haakt nog even in op de opmerking van de heer Hoekwater
dat privaatrechtelijke overeenkomsten zich onttrekken aan democratische
besluitvorming. Dat nu lijkt de voorzitter wat "grijs". In de eerste
plaats heeft de raad de betreffende bevoegdheid aan het college ge
delegeerd, dat is een democratisch besluit. Bovendien is ook het college
op democratische wijze tot stand gekomen.T'.en derde krijgt de raad elk
jaar een overzicht van het college op welke wijze en in welke gevallen
het college gebruik heeft gemaakt van de gedelegeerde bevoegdheid.
-Ook-