-20- Daarna plaatst de heer M. Kamp enige inleidende opmerkingen met betrekking tot de vaststelling van een locatie voor een woonwagencentrum. In dit verband verwijst hij naar de discussies zoals die vorig jaar door de raadj leden zijn gevoerd. Gesteld kan worden dat zowel de fractie van het CDA als de V.V.D. de uiteindelij locatie meer hebben geprefereerd dan de P.vdA.-fractie Een hierop betrekking hebbende motie die door laatstgenoemde fractie destijds is ingediend, werd verworpen. De heer M. Kamp onderkent echter de harde voorwaarden die door de provincie in di verband zijn gesteld, hetgeen betekent dat men niet kan ontkomen aan de voorge stelde locatie langs de Grintweg. Doordat in het verleden een meerderheid van de raad ter zake heeft besloten een andere prioriteitenvolgorde te kiezen, stelt mei zich thans loyaal op door in te stemmen met dit voorstel van het college. Tenslotte vraagt de heer M. Kamp wat de gevolgen hiervan zullen zijn voor het spi veld en in welke vorm overleg met "v.v. Kogelvangers" heeft plaatsgevonden dan w gestalte gaat krijgen. De voorzitter geeft vervolgens het woord aan wethouder A. Kamp om de gestelde vri te beantwoorden. De heer A. Kamp deelt mede verheugd te zijn dat hij het woonwagenkamp in beheer heeft. Daarover is naar zijn mening reeds zeven jaren gesproken. De heer Dane heeft destijds al gezegd dat de ontwikkelingen op een zacht pitje moesten worden gzet en volgens de heer A. Kamp is dit ook inderdaad gebeurd. Echter, thans moet een keuze worden gemaakt en ook de voorkeur van de heer A. Kaï is in eerste instantie uitgegaan naar een locatie nabij de Hellegatsweg. Deze lijkheid is evenwel niet haalbaar, gelet op het standpunt dat van provinciale zij wordt ingenomen. Vandaar dat het college heeft gekozen voor de locatie aan de Grintweg. Met v.v. Kogelvangers vindt nog overleg plaats nadat het uiteindelijke plan is vastgesteld. Hiermede besluit de heer A. Kamp zijn beantwoording in eerste termijn. De heer Tuinman deelt vervolgens mede, evenals de heer M. Kamp gecharmeerd te zij van de waarde die de overige fracties aan zijn oordeel hechten. Overigens merkt hij op dat adviezen vooraf worden gegeven en vervolgens sluit hij zich aan bij het standpunt van de P.v.d.A.-fractie, hetgeen zojuist door de heer M. Kamp is verwoord. pe heer Tuinman verklaart hierna dat hij zich in de commissie algemeen bestuurlij zaken ter zake van advisering heeft onthouden, omdat de P. v.d.A.-fractie destijds een meer geschikte locatie voor ogen had. In raadsvergaderingen daarentegen moeten beslissingen worden genomen en dient 0 zich neer te leggen bij besluitvorming die op democratische wijze heeft plaatsge- vonden. In dit verband wordt de P. v. dA-fractie geconfronteerd met de prioriteitenvolg°f zoals die is geaccepteerd door de fracties van het CDA en de V.V.D. Overigens vraagt de heer Tuinman zich af om welke reden in een voorstel van het lege met zoveel woorden kenbaar gemaakt wordt dat de fractievoorzitter van de P.v.d.A. zich van advisering heeft onthouden. Er had ook gesteld kunnen worden dat een lid van de commissie zich van advies het onthouden. Bovendien gebruikt het college eenzelfde terminologie nu zij in één van haar vol gende voorstellen schrijft dat een lid van het college zijn standpunt heeft voor behouden. De voorzitter wijst erop dat in laatstgenoemde situatie de raadsleden dadelijk® len vragen welk lid zijn standpunt heeft voorbehouden. -0»- -21- Om dit te voorkomen heeft het college gemeend melding te moeten maken van het feit dat de heer Tuinman in de commissie algemeen bestuurlijke zaken, met alle respect, geen standpunt heeft ingenomen. De heer Tuinman verzoekt hiervan eveneens melding te maken indien leden van het college in geding zijn. De voorzitter antwoordt hierover zijn gedachten te zullen laten gaan. De heer Boertjes vraagt of omwonenden bezwaar kunnen maken tegen het voorbereidings- besluit ex artikel 21 W.R.O. De heer Groeneveld reageert op hetgeen door de P.v.d.A.-fractie naar voren is ge bracht omtrent de door deze fractie destijds ingediende motie welke toen niet werd gesteund door ondermeer de CDA-fractie. Volgens de heer Groeneveld is de reden hiervan uitdrukkelijk niet gelegen in de lagere prioriteit die (door de P.v.d.A.) werd toegekend aan locatie nr. 3 die thans weer in het geding is, maar aan het feit dat de P.v.d.A. als derde locatie het zogenaamde "driehoekje van Oosters" wilde opvoeren. Dit was voor het CDA onaan vaardbaar; die locatie is volgens de heer Groeneveld helemaal geen "brillant idee" zoals het tijdens de commissievergdering door de fractievoorzitter van de P.v.d.A. ook wel werd genoemd. Voor de CDA-fractie blijft de meest geschikte locatie die aan de Hellegatsweg. Aan gezien deze keus en het terrein aan de Oostdijk niet in aanmerking komen voor goed keuring door de provincie, opteert men weliswaar met de rug tegen de muur, voor de locatie aan de Grintweg. De heer AKamp vindt dat de vraag zoals die door de heer Groeneveld naar voren is gebracht, meer gericht is tegen de partij zelf. Voorts antwoordt hij dat een ieder bezwaar kan maken tegen het voorbereidingsbe- sluit ex artikel 21 W.R.O. Een andere mogelijkheid die zich volgens de heer A. Kamp aandient is om helemaal geen keuze maken. Het gevaar is dan echter aanwezig dat van provinciale zijde een locatie wordt aange wezen. Vandaar dat de locatie aan de Grintweg wordt voorgedragen voor het inrichten van een definitief woonwagencentrum. De voorzitter vult aan dat bezwaarschriften kunnen worden ingediend omdat in dit geval sprake is van een beschikking ingevolge de wet AROB. Zonder verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt dan conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten: 1. als definitieve locatie voor het inrichten van een woonwagencentrum met vier standplaatsen een gedeelte van het perceel A nummer 522 gelegen aan de Grintweg vast te stellen; 2. overeenkomstig artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te verklaren dat voor dit gedeelte van voornoemd perceel het bestemmingsplan Buitengebied wordt herzien (voorbereidingsbesluit) 11Verordening leerlingenvervoer. De voorzitter stelt dit agendapunt aan de orde. Mevrouw Kroon-Klink deelt mede dat haar fractie zich kan verenigen met het onder havige voorstel tot vaststelling van de Verordening leerlingenvervoer. Zij wijst er echter op dat met name in grensgevallen een minimale verplichte bij drage van 200,per leerling wel eens teveel zou kunnen zijn omdat kinderen die speciaal onderwijs nodig hebben, de ouders reeds veel geld kosten. Zij vraagt het college te bezien of het in bepaalde situaties mogelijk is dat de gemeente het bedrag van 200,voor haar rekening neemt. De voorzitter antwoordt dat moeilijk te bepalen is wanneer sprake kan zijn van een grensgeval Het is echter wel mogelijk het bedrag van 200,in termijnen te voldoen indien betaling-ineens op moeilijkheden mocht stuiten. Van gemeentewege kan voorts enkel aan de hier geschetste problematiek worden tege moet gekomen door de inkomensgrenzen soepel te hanteren. -Ouders-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1987 | | pagina 76