-4- De voorzitter antwoordt dat het niet tot de bevoegdheid van gemeenten behoort ol dergelijke transporten te beëindigen. Bovendien zijn de normen en wetgeving ten aanzien van het vervoer van gevaarlijk] stoffen dusdanig verscherpt dat een meer dan redelijke garantie aanwezig is dat zich geen problemen zullen voordoen. Indien deze zich onverhoopt wel voordoen, beschikt men over het rampenplan - vooi de Rijn-Schelde vaarroute welk plan betrekking heeft op het vaargebied vanaf de Belgische grens tot en met het Volkeraksluizencomplex. Daarnaast is er nog het gemeentelijk rampenplan. Overigens is Rijkswaterstaat in de hoedanigheid van beheerder van de vaarweg vol ledig op de hoogte met hetgeen per schip via het Volkeraksluizencompex wordt ver voerd. Dit biedt voorlopig voldoende garantie. De heer Van der Sluijs wijst in dit verband echter op de kwestie met de "Hemelval VII". De voorzitter antwoordt dat dit voorbeeld de beperkte mogelijkheden voor de gemei aangeeft om terzake handelend te kunnen optreden. Overigens legt men zich hierbij niet zondermeer neer. De heer Tuinman vraagt of het de bedoeling van de heer Van der Sluijs is om het zorgvuldig handelen van het sluispersoneel ter discussie te stellen. Tevens verzoekt hij de voorzitter mede te delen of gevolg wordt gegeven aan het verzoek dat in eerdervermeld schrijven van Stichting Greenpeace Nederland is op genomen om het betreffende vervoer te beëindigen. De voorzitter zegt dat hooguit kan worden geprotesteerd bij de rijksoverheid. De heer Tuinman vraagt de voorzitter of het aandringen op beëindiging van het vei voer wordt gelijkgesteld met protesteren. De voorzitter antwoordt dat beëindiging van het vervoer met gevaarlijke stoffen niet tot de mogelijkheden van de gemeente behoort. Hiertegen kan slechts bezwaar worden gemaakt voor zover het betreffende transport plaats vindt over het grondgt bied van Willemstad. Het college heeft omtrent deze zaak nog geen standpunt ingenomen doch verneemt graag van de raad of de rijksoverheid op deze kwestie moet worden geattendeerd. Het college wenst vooralsnog niet zover te gaan. Vervolgens gaat de voorzitter over tot behandeling van het schrijven van het Inti nationaal Centrum voor Vrede in het Midden-Oosten waarbij een ieder wordt uitge nodigd zijn/haar adhesie te betuigen door het plaatsen van een handtekening onder een petitie (nr. 19). Volgens de heer Tuinman is dit een redelijk uniek verschijnsel. Bovendien is zijn fractie van mening dat zaken die betrekking hebben op de inter nationale politiek, voor bespreking in aanmerking moeten komen. De verantwoordeli heid van raadsleden houdt niet op bij de gemeentegrenzen. Vanuit dat oogpunt kan hij zich verenigen met de oproep van het college om een handtekening te plaa,j onder de petitie. Het is echter de vraag of de handtekening daadwerkelijk wordt geplaatst. Dat M sterk af van de doelstellingen van de organisatie en, in dit geval, van de tekst van de petitie. Geconstateerd wordt dat het doel is: - het bevorderen van de dialoog; - het afzien van geweld; - zowel Israël als de Palestijnen hun plaats onder de zon te gunnen. Dit spreekt volgens de heer Tuinman, de P.v.d.A.-fractie bijzonder aan en de leden zijn daarom van ganser harte bereid hun handtekening te plaatsen, de overis raadsleden worden opgeroepen hetzelfde te doen. De heer Hoekwater deelt mede dat het de V.V.D.-fractie ten zeerste bevreemdt, va" het college een aanbeveling te lezen om een handtekening te plaatsen onder een F- titie Hierbij mogen twee aspecten niet uit het oog worden verloren. -Ten- S- Ten eerste wordt genoemd de precedentwerking. In dit verband plaatst het college zich in een onmogelijke positie en men vraagt zich af welk standpunt het college gaat innemen ten aanzien van toekomstige petities. Gaat men eventueel zover door te adviseren geen handtekening te plaatsen? Ten tweede wordt genoemd het principe van de privacy. Door de werking van de Wet openbaarheid van bestuur is de betreffende petitie voor een ieder toegankelijk zodat exact kan worden nagegaan welke personen het advies van het college al dan niet hebben opgevolgd. De V.V.D.-fractie acht dit een onmogelijke inbreuk op de privacy van raadsleden. Overigens wordt door deze stellingname geen waarde-oordeel uitgesproken omtrent de doelstelling van de betrokken organisatie. Gelet op bovengenoemde aspecten wordt het college gevraagd het advies in te trekken. De heer Van der Sluijs vraagt of alle inwoners van Willemstad in de gelegenheid kunnen worden gesteld om onder deze petitie een handtekening te plaatsen. De voorzitter licht toe dat onderhavige brief bij hem thuis is bezorgd met het ver zoek, dit schrijven ter kennis te brengen van het gemeentebestuur. Naar zijn mening dient aan een dergelijk verzoek gevolg te worden gegeven. Bovendien worden steeds meer gemeentebesturen zich er van bewust dat men de ogen niet kan sluiten voor zaken als ontwikkelingssamenwerking en vrede/veiligheid. Tesamen met het doel van de petitie vormde dit de aanleiding voor het college om het verzoek van het Internationaal Centrum voor Vrede ter kennis van het gemeente bestuur te brengen. Naar de mening van de voorzitter tilt de heer Hoekwater te zwaar aan zaken als pri vacy en precedentwerking. Zo vaak komt het immers niet voor dat wordt gevraagd een handtekening onder een petitie te plaatsen. Op de vraag die de heer Van der Sluijs heeft gesteld antwoordt de voorzitter dat naar zijn mening het verzoek in eerste instantie beperkt moet blijven tot de raads leden Indien blijkt dat onder de inwoners toch de behoefte bestaat hun handtekening onder de petitie te plaatsen, kan daartoe alsnog de gelegenheid worden geboden. De heer Hoekwater benadrukt nogmaals dat men geen problemen heeft met onderhavig verzoek doch enkel geadviserd wenst te worden omtrent de aard van de stukken welke op de lijst met ingekomen stukken worden geplaatst. Als in dit verband geen ander pad wordt ingeslagen vreest men voor een golf van pe titionnementen Men betreurt het tenslotte dat de bezwaren zoals die door de V.V.D.-fractie zijn opgeworpen, op een dergelijke wijze worden beantwoord. De heer MKamp onderscheidt in de beantwoording van de voorzitter een tweetal aspecten. Ten eerste. In het verleden heeft Willemstad reeds haar opvattingen inzake vredes vraagstukken kenbaar gemaakt. In dit verband kan met name de kwestie Woensdrecht worden genoemd. Deze vredesgedachte mag wat de P.v.d.A.-fractie betreft steeds verder worden her haald aangezien in dit geval sprake is van een gemeentelijk belang waarbij iedere inwoner uit Willemstad is betrokken. Op dit punt verschilt men van mening met de V.V.D.-fractie. Ten tweede hoopt men in de gelegenheid te worden gesteld ook op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking de opvattingen daaromtrent kenbaar te maken. He voorzitter concludeert dat het college niet veel van mening verschilt met de opvattingen die de P.v.d.A.-fractie terzake heeft. Daarna zegt hij dat de raad wordt voorgesteld (en niet geadviseerd) een handteke ning onder de petitie te plaatsen. Men heeft natuurlijk de vrijheid van dit voorstel af te wijken. Indien de situatie zich gaat voordoen dat men wordt overspoeld met petitionnementen is terzake nader beraad gewenst. De heer Hoekwater betreurt te moeten constateren dat in bovenomschreven zin een verband wordt gelegd tussen de procedurele en principiële aspecten van de zaak. Hij maakt ernstig bezwaar tegen deze gedachtengang en de verbanden die daartussen worden gelegd. -De-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1987 | | pagina 68