-8-
De heer Munters licht toe dat ten tijde van het inrichten van de daarvoor be
stemde ruimte aan de Bovenkade, de keus bestond tussen het plaatsen van een
container danwel zelf iets te bouwen in de bestaande accommodatie.
Voor dit laatste is toen bewust gekozen en overigens voldoet deze ruimte geheel
aan de daaraan te stellen eisen en het ziet er niet naar uit dat hierin binnen
kort verandering komt, aldus de heer Munters.
Omtrent het onder punt 5 opgenomen ingekomen stuk antwoordt de voorzitter dat
het college deze brief aan de raad heeft doen toekomen omdat uiteindelijk de
raad in onderling overleg, de leden van commissies benoemt.
Naar zijn mening hebben de fractieleiders onderling dat al geregeld.
Tenslotte verheugt het de voorzitter te kunnen constateren dat de Willemstadse
vertegenwoordiger in de gewestraad zich met zeer veel verve van zijn taak kwijt.
De opmerkingen van de voorzitter van die commissie worden voor zijn rekening
gelaten.
De heer Tuinrnan deelt mede dat bekend is, dat de ontslagbrief van de heer De
Visser bij de stukken van het eerstvolgende voorstel zijn gevoegd.
Toch vraagt de fractie zich af, in het kader van het openbaar karakter geven
aan zo'n brief, of het niet wenselijker was geweest deze brief ook op de lijst
met ingèkómen stukken te plaatsen.
De vraag met betrekking tot het plaatsen van een kiggen-container heeft de
heer Tuinman gesteld omdat hij na bestudering van de brief van het dagelijks
bestuur van het Streekgewest tot de conclusie is gekomen dat Willemstad zowat de
enige gemeente is die niet over een dergelijke container beschikt.
Tot slot deelt hij mede dat inzake de brief van de P.v.d.A.-fractie alleen ter
discussie staat de brief houdende mededeling van een nieuwe functieverdeling
en niet de brief met het voorstel, inhoudende het opvullen van vacatures in
commissies.
De voorzitter antwoordt dat dit al meer duidelijkheid schept, maar gelet op
de gebruikelijke gang van zaken in dergelijke gevallen, is besloten de be
treffende brief ter kennis te brengen van de raadsfracties.
Aangaande de ontslagbrief van de heer De Visser dienen zich twee (procedurele)
mogelijkheden aan en wel de thans door het college gevolgde werkwijze alsook de
door de heer Tuinman voorgestane procedure.
Overigens doet de thans gevolgde werkwijze niets af aan het openbaar karakter
van de ontslagbrief, omdat de bij de raadsagenda gevoegde stukken hetzelfde
openbare karakter hebben als de stukken zelf. Daartussen bestaat geen verschil.
Derhalve zijn beide mogelijkheden toepasbaar, doch aan de door het college
gevolgde werkwijze in deze hebben geen principiële uitgangspunten ten grond
slag gelegen.
Voorts constateert de voorzitter dat Willemstad hoog scoort op het terrein van
de inzameling van probleemstoffen, ondanks het feit dat men niet de beschikking
heeft over een container.
De heer Munters gaat er van uit dat de heer Tuinman wel bekend was, dat Willem
stad uniek is.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens besloten de ingekomen stukken
voor kennisgeving aan te nemen.
4. Onderzoek geloofsbrief nieuw benoemd raadslid.
De voorzitter stelt dit agendapunt aan de orde en zet de te volgen procedure
uiteen.
Drie raadsleden gaan gedurende een korte schorsing van de vergadering over tot
het onderzoek van de geloofsbrief.
De voorzitter stelt in dit verband voor, hiertoe de fractievoorzitters aan te
wijzen en wellicht dat de nestor van dit gezelschap later verslag aan de raad
kan uitbrengen omtrent de bevindingen van de commissie tot onderzoek van de
geloofsbrieven.
In concreto bedoelt de voorzitterde heren Van der Sluijs, Boertjes en Tuin
man.
De heer Tuinman interrumpeert door te stellen dat hij de suggestie van de voor
zitter de heer Van der Sluijs aan te wijzen als rapporteur waardeert, doch hij
wijst er gelijktijdig op dat de commissie dit zelf wel uitmaakt.
-Overigens-
-9-
Overigens is hij het van harte met deze suggestie eens.
De voorzitter concludeert hieruit dat men tenminste daarover niet van mening
verschilt.
Vervolgens gaat hij over tot. schorsing van de vergadering.
Ma een schorsing van ca. 5 minuten wordt de vergadering heropend en de voor
zitter is benieuwd, wie tot voorzitter van de commissie is benoemd.
De heer Van der Sluijs deelt hierop mede dat de commissie heeft besloten dat
hij als rapporteur zal optreden.
Namens de commissie deelt hij dan mede dat de onderzochte stukken in orde zijn
bevonden zodat tot toelating kan worden overgegaan.
De voorzitter concludeert dat de heer M. Kamp als zodanig is toegelaten tot
lid van de raad, zij het dat vanaf morgen een beroepstermijn van 7 dagen aan
vangt, na afloop waarvan het raadslidmaatschap eerst daadwerkelijk kan worden
geëffectuèerd.
De heer Tuinman is van mening dat uit het voorstel blijkt, dat nog de moge
lijkheid bestaat tot verdere bespreking van dit onderwerp danwel tot het
plaatsen van nadere opmerkingen.
Hij wil hiertoe graag in de gelegenheid worden gesteld.
Nadat de voorzitter hiervoor zijn toestemming heeft gegeven deelt de heer
Tuinman mede uit het voorstel te hebben opgemaakt dat vanavond, na een daar
toe uitgebracht positief advies van de commissie, is besloten omtrent de toe
lating van een nieuw benoemd lid.
Op 11 maart stelt het college de heer M. Kamp hieromtrent schriftelijk in
kennis.
Gelet op de bepalingen in de Wet Arob zou het nieuw benoemde lid bij het ont
breken van ingediende beroepschriften, voor het eerst zitting kunnen nemen op
18 maart 1987, vervolgt de heer Tuinman,
Praktisch houdt dit in dat de heer M. Kamp wordt beëdigd in de raadsver
gadering van dinsdag 14 april 1987.
Het spijt de P.v.d.A.-fractie in het bijzonder dat tot deze datum moet worden
gewacht
Op donderdag 12 februari j.l. heeft de heer Tuinman de voorzitter gevraagd,
voor zover de wet dat toeliet, alles in het werk te stellen om de procedures te
starten die zouden voorzien in een spoedige vervulling van de vacature, welke
is ontstaan door het vertrek van de heer De Visser.
Blijkens de heer Tuinman heeft de voorzitter hierop medegedeeld dat de eerste
stappen reeds waren gezet, hetgeen ook blijkt uit de zojuist door de commissie
bestudeerde stukken.
Op 11 februari verklaart de voorzitter van het stembureau dat de heer M. Kamp
is benoemd tot lid van de raad, vervolgt hij.
Van dezelfde datum is de kennisgeving ex artikel UI, le lid der Kieswet.
Volgens spreker reageert het nieuw benoemde lid zeer snel, aangezien betrokkene
°P 14 februari 1987 laat weten dat hij de benoeming aanneemt.
Van dezelfde datum dateren ook het bericht van ontvangst-aanneming benoeming,
verklaring betreffende betrekkingen, het bewijs van opname in het persoons
register, het ewijs van ontvangst kennisgeving benoeming lid van de raad en
de toezending besluit benoemdverklaring raadslid.
De heer Tuinman stelt vast dat vanaf dat ogenblik was voldaan aan alle voor
waarden om over te gaan tot onderzoek van de geloofsbrief en de beslissing om
trent de toelating.
Hij neemt aan dat het college toen nog in de veronderstelling verkeerde, dat
en en ander op 10 maart zou kunnen gebeuren. Hierna zou in dezelfde vergade-
6en SCh°rSing' het nieuw benoemde lid eventueel kunnen worden beëdigd,
an dit standpunt is men in eerste instantie uitgegaan.
anuit deze gedachtengang heeft de heer Tuinman zijn voorstel d.d. 20 februari
an het college geformuleerd, om in de vergadering van 10 maart a.s. mevr.
en h K^oon"Kllnk te laten benoemen als lid van de commissie Bezwaarschriften
van!6 KamP alS lid Van de Commissie Openbare Werken en als plaatsver-
gend lid van de commissie Verkeersaangelegenheden.
-Kennelijk-