-6-
17. arbeidsmarktverslag van het gewest Roosendaal per ultimo december 1986 van
het gewestelijk arbeidsbureau Roosendaal;
18. ontwerp-verslag van de vergadering van de commissie openbare werken van 22
januari 1987.
De heer De Visser heeft een opmerking naar aanleiding van het onder punt 3
vermelde besluit van de gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 20 januari
1987, nr. 214.800, waarbij de begroting 1987 van de algemene dienst is goed
gekeurd
Hij stelt dat voornoemd college heeft gemeld, de goedkeuring niet voor 1 januari
1987 te kunnen verlenen omdat de stukken eerst op 11 december 1986 werden'ont
vangen
De heer De Visser vraagt zich af of de gemeente Willemstad zich hierdoor niet
uit de markt prijst voor wat betreft deelname aan het project "begrotingstoe-
zicht nieuwe stijl".
Ten aanzien van het onder punt 8 vermelde besluit van de gedeputeerde staten van
Noord-Brabant van 20 januari 1937, nr. 221.309, houdende goedkeuring van het
raadsbesluit van 13 mei 1986, tot deelname in de N.V. Regionaal Werkgelegen-
heidsinstituut Westelijk Noord-Brabant door de aankoop van één aandeel ad
1.000,vraagt de heer De Visser waarom eerst nu goedkeuring wordt verleend.
De voorzitter antwoordt op de eerste vraag dat door allerlei omstandigheden een
week later over de begroting 1987 is vergaderd dan was voorzien in het schema.
Hieromtrent is overleg gevoerd met de provincie. Van deze zijde werden hier
tegen geen bezwaren ingebracht.
Vóór het tijdstip van de begrotingsbehandeling is de primitieve begroting opge
stuurd naar de provincie.
Aangezien men van deze zijde ook is gebonden aan termijnen en mede gelet op
de feestdagen en -"weken in de maand december, kon één en ander niet worden af
gehandeld vóór 31 december.
Voor het proefproject begrotingstoezicht nieuwe stijl houdt het bovenstaande
geen enkele consequentie in, hetgeen ook moge blijken uit de (korte) termijn
van 3 a 4 weken waarbinnen daarvoor in aanmerking komede raadsbesluiten worden
goedgekeurd
In het verleden kan hiermede wel een termijn van 3 maanden zijn gemoeid.
Op de tweede vraag (R.W.I.) deelt de voorzitter mede dat het werkgelegenheids-
instituut een zaak is van een aantal daaraan deelnemende gemeenten.
Het streekgewest heeft vervolgens de betreffende raadsbesluiten tot deelname in
deze n.v. verzameld en opgestuurd naar de provincie; de individuele gemeenten
verkrijgen langs deze omweg eerst nü goedkeuring van de indertijd genomen raads-
beslüiten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens besloten de ingekomen stukken
voor kennisgeving aan te nemen.
Overbrening restant-kredieten van kapitaalwerken.
De voorzitter stelt dit agendapunt aan de orde.
De heer Hoekwater merkt op dat het ongetwijfeld zo zal zijn dat de financiële
afwikkeling niet persé parallel behoeft te lopen met de voortgang van de onder
handen zijnde werken.
Alle mee- pn tegenvallers komen dus in 1987 terecht vanwege,.de toegepaste sal-
de.ring
Hij vraagt zich af of niet een gedeelte'van de verwachte mee- c.q. tegenvallers
ten gunste danwel ten laste van het boekjaar 1986 moet komen, naar aanleiding
van de vordering van de daarin opgenomen werken.
De heer De Visser verzoekt per lid een opgave van de kredieten te verstrekken
en vraagt of vanwege de overbrenging, deze kredieten nu niet worden opgenomen
in de rekening over-. 1986.
Voorts gaat hij ervan uit dat de kredieten blijven gereserveerd voor kapitaal-
werken
-Tenslotte-
-7-
Tenslotte merkt hij op of men op deze wijze gelden beschikbaar wil krijgen
voor uitgestelde werken.
De voorzitter antwoordt dat onderhavige methodiek een andere is in vergelijking
met voorgaande jaren.
De nieuwe begrotingsvoorschriften nopen hiertoe.
Overigens proeft de voorzitter een ondertoon in de vragen van, indien de kre
dieten niét gelijk worden afgeraamd direct nadat het werk klaar is, hiervan
een ander gébruik kan worden gemaakt, het zogenaamde "verschrijven".
Dit is geenszins de bedoeling volgens de voorzitter.
De methodiek die in 19G7 wordt gehanteerd verklaart hij als volgt.
Op het moment dat een bepaald werk volledig gereed is en afgewikkeld, wordt
het resterende bedrag, te weten het kapitaalgedeelte, bijgeraamd op de post on
voorzien.
Waar dat niet mogelijk is moet het krediet worden overgeboekt naar het daarop
volgende jaar.
Het heeft geen zin bedragen op werken te latén rusten waarover niet meer wordt
beschikt. Dat geld kan beter worden aangewend voor het verhogen van de post on
voorzien. Het is ook denkbeeldig dat deze post moet worden verlaagd om het werk
sluitend te krijgen.
De heer De Visser zegt dat vragen dienaangaande hadden kunnen worden voorkomen
als in het betreffende raadsvoorstel maar duidelijk werd aangegeven dat de thans
gevolgde werkwijze een gevolg is van de nieuwe begrotingsvoorschriften.
Van de raadsleden kan niet worden verwacht dat men hiermede op de hoogte is.
Voorts merkt de heer De Visser op of dat de bedragen waarvan thans sprake is,
toch voorkomen in de rekening over 1986?
Mij verzoekt hieromtrent duidelijkheid te verschaffen.
De voorzitter antwoordt dat de kredieten vóór 1 maart moeten worden overge
bracht naar een volgend dienstjaar.
Indien dit niet gebeurt, blijven dezelfde bedragen over van de begroting 1986
als die, welke nu worden overgeboekt naar het dienstjaar 1987.
Op deze wijze wordt een overschot verkregen in 1986 en een tekort gecreëerd
in 1937 omdat de werken toch moeten worden uitgevoerd.
Vandaar deze administratieve overboeking.
De heer Hoekwater merkt naar aanleiding hiervan in tweede termijn op dat het
natuurlijk een boekhoudkundige zaak is.
Hij heeft echter de moeite genomen de rol behangpapier na te kijken wat in de
bijlage aanwezig was.
De voorzitter vindt dat de heer Hoekwater ietwat oneerbiedig spreekt over de
computeruitdraai waarop men nu juist zo trots is.
De heer Hoekwater begrijpt dit volkomen doch het betreft hier de output van de
Logabax.
Hij is voorts van mening dat het voor raadsleden een prachtig stuk verhaal is
doch, en hierin steunt hij de heer De Visser, een volkomen ondoorzichtige ma
terie om daarover een waardeoordeel uit te spreken.
Het verdient aanbeveling om daar vanuit de secretarie een beter toegankelijke
materie van te maken hetgeen ongetwijfeld tijd zal kosten. Waar
hij ongerust over is, is welke posten nu van jaar tot jaar gaan "overlopen" en
worden overgeboekt.
Er gaat een mengelmoes ontstaan van werken die nog niet (helemaal) zijn afge
sloten.
Eventuele voordelen daarvan in het jaar 1986 worden dan als een gunstige
post mogelijk naar de saldireserve toegeschoven, terwijl deze vervolgens als
een heel nadelige post tevoorschijn kan komen in het daaropvolgend jaar.
Omdat hij daarover moet oordelen als raadslid is dat, gelet op de ingewikkeld
heid van de materie, niet goed mogelijk.
-De-