-12- Een vraag die rijst is waarom voor deze kruimelgevallen toch nog een welstands advies gevraagd moet worden aan Bouwtoezicht West-BrabantKan de gemeente voor deze gevallen zelf geen beslissing nemen? De heer Groeneveld zegt dat zijn fractie zeer erkentelijk is voor de wijze waar op het college zonder al te zeer in details te treden wijst op de voor de ge meente van belang zijnde en ingrijpende wetswijzigingen. Weliswaar heeft de fractie de 7 kantjes A-4 nog herhaaldelijk moeten lezen en bestuderen, maar anderzijds is het een stuk gemakkelijker gemaakt de omvangrijke materie te kunnen bevatten. Zoals het college zelf al stelt biedt de nieuwe wetgeving voor de gemeente vele nieuwe (grenzeloze) mogelijkheden. Het wordt als taak - maar zeker ook als uit daging - voor de gemeente gezien om de nieuwe mogelijkheden toe te passen, waar bij creativiteit en bestuurlijke inzet onmisbare eigenschappen zijn. De CDA-fractie wil de nieuwe mogelijkheden toepassen en is bereid mede de creati viteit en bestuurlijke inzet naar vermogen te leveren. De voorzitter zegt dat er twee zaken spelen. In de eerste plaats die zaken die geregeld zijn in de Vet op de Ruimtelijke Ordening. Daartoe strekt de informatie die de raad gegeven is. Wat blijft is de toetsing aan de gemeentelijke bouwver ordening. Hier kan men niet om heen. Zo staat in deze bouwverordening dat bouwwerken getoetst moeten worden aan eisen van welstand. Zonder verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt dan overeen komstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten: 1. de notitie met betrekking tot de wijzigingen van de Wet R.O./BRO voor kennis geving aan te nemen; 2. in te stemmen met de voorgestelde procedure om de raad te betrekken bij de beslissing op verzoeken om vrijstelling als bedoeld in artikel 19 Wet R.O.; 3. de Commissie voor de bezwaarschriften te belasten met het horen, als bedoeld in artikel 24 Wet R.O., van degenen die bezwaren tegen een ontwerp-bestemmings- plan hebben ingediend. 14. Ontwerp-intentieprogramma, ontwerp-uitwerkingsplan en ontwerp-verordening stiltegebieden. Namens de P.v.d.A.-fractie zegt mevrouw Kroon-Klink in grote lijnen mee te kunnen gaan met het door het college gestelde betoog met betrekking tot stiltegebieden en geluidsarme zones in de polders en buitengebieden. Enkele vragen echter zou de fractie door het college beantwoord willen zien alvorens accoord te gaan met het voorstel. Gesteld wordt dat het stiltegebied "Tonnekreek" een oppervlakte heeft van 8.4km2 Eén van de criteria die door de provincie gesteld is voor de uitvoerbaarheid van het streekplan, is een minimale oppervlakte van 6 km2 Wat gaat er gebeuren met het buitendijkse gebied ten noorden van de Oostdijk alsaangewezen stiltegebied, wanneer het gebied gelegen tussen Oostdijk en Noordlangeweg er niet bij gaat horen? Voordat de fractie het gebied tussen Oostdijk en de Noordlangeweg (toch een ge bied van plm. 4km2 uitzondert wil zij weten wat de consequenties zijn voor het gebied buiten de Oostdijk. De P.v.d.A. denkt dat de buitendijkse gronden van Willemstad een zeer waardevol natuurgebied vormen, dat alle bescherming van de overheid nodig heeft. Verder meent de fractie van de P.v.d.A. dat aanwijzing van het gebied "Tonne kreek" als stiltegebied strijdig is met een andere norm die gesteld is, namelijk die van een maximale geluidsbelasting. Hoe denkt de provincie het stiltegebied te combineren met de laagvliegroute van hefschroefvliegtuigen en het overvliegen van militaire vliegtuigen als de F-16 en de Starfighter? Als logisqhe consequentie ziet de fractie dus na de aanwijzing van het stiltegebied "Tonnekreek" het verdwijnen van de militaire laagvliegroute. De uitwerking van de Wet Geluidhinder wordt aldus de heer Hoekwater door de Pro vinciale Overheid in Den Bosch met voortvarendheid ter hand genomen. De bundel documentatie die de gemeente mocht ontvangen is daarvan een duidelijk bewijs -Gelukkig- -13- Gelukkig voor de raad heeft het college kans gezien de veelheid aan informatie tot redelijke proporties terug te brengen. Op zich is de zaak waar nu over gesproken wordt meer dan de moeite waard. Wil ons kleine Nederland leefbaar blijven zeker in de toekomst, dan zal de be volking zich beperkingen op dienen te leggen. Dit geldt overigens evenzeer op het gebied van het produceren van onnodig veel lawaai. Uiterst hinderlijk is het dan ook dat nog steeds, en gelukkig is dat een enke ling, met een brommer of moter met aangepaste knalpijp door "'illernstad en over het Steenpad en de Stadsedijk wordt "gescheurd". Ook de buurman of buurvrouw met een grasmaaimachine (liefst met 2-taktmoter) kan menige zomeravond danig bederven. In dit verband mogen ook zeker de straaljagers niet vergeten worden. Provinciale staten gaan de gemeenten nu een handje helpen in de bestrijding van geluidsoverlast door het instellen van Stiltegebieden. Alweer in principe een goede zaak. Wat de gemeente nu overkomt met het intentieprogramma stiltegebieden is echter niet mis. Op zich zou een ieder hier vrede mee kunnen hebben indien het intentieprogramma uitging van doelstellingen, welke worden geaccepteerd en dus als zodanig kunnen dienen voor de basis van dat intentieprogramma. Het aanwijzen van het stiltegebied "Tonnekreek" wordt gebaseerd op de waarde van het gebied voor de geluidgevoelige fauna. De geluidgevoelige fauna wordt bepaald door de aanwezigheid van ganzen en otters. Juist op een tijdstip dat de landbouw het rustigst is, nl. in de winter, over winteren hier de ganzen. Voor dit aspect hoeft niet gedurende het gehele jaar een stiltegebied te worden aangewezen. Voor wat betreft de otter; misschien wordt zijn/haar bestaan nog het meest be dreigd door het afkalven van de oevers langs het Hollandsch Diep, waar gelukkig al veel aan gedaan is in de achterliggende periode. Een onderbouwing met betrekking tot de invloed op het goed gedijen van de otter als gevolg van bestrijding van geuidoverlast wordt niet gegeven. Evenmin of er te weinig otters zijn en hoe groot de populatie dan wel móet zijn. Kortom, met alle respect voor het nobele streven van het provinciaal bestuur, hier wordt naar de mening van de V.V.D. met een kanon op een mug geschoten. De negatieve beïnvloeding die uitgaat naar de Willemstadse leefgemeenschap, neem b.v. eventuele uitbreidingsplannen zuidelijk van het Xloosterblokjede landbouw en de recreatie, wegen voor de provincie niet op tegen de gunstige ge volgen die men denkt te behalen met het aanwijzen van stiltegebieden ook zuide lijk van de Oostdijk. De hoop, dat ooit een wandelpad/fietsroute door het buitendijkse gebied kan worden aangelegd, kan dan ook wel worden vergeten. De heer Hoekwater geeft aan wat een groot genoegen het was te mogen ervaren dat fiets- en wandelroutes uitstekend samengaan in de ontwikkeling van de natuur, zoals bijvoorbeeld in Friesland het geval is. Het ware te wensen dat dit ook in de omgeving van Willemstad mogelijk wordt. Hat nu door het provinciaal bestuur wordt ontwikkeld berust niet op gevoel voor realiteitszin en kan als zodanig de instemming van de V.V.D. niet verwerven. Derhalve ondersteunt de fractie dan ook krachtig het beleid van het college om bezwaar te maken tegen de situering/begrenzing van het stiltegebied "Tonnekreek". Tot slot merkt de heer Groeneveld op dat de door de Gedeputeerde Staten toege zonden en thans aan de orde zijnde materie aangaande stiltegebieden en geluid arme zones begrijpelijkerwijs onrust en onzekerheid heeft veroorzaakt onder de bevolking en dan wel speciaal onder de agrariërs. De Kroon moet nog steeds een uitspraak doen tegen de weigering van de provincie on een aantal onderdelen van het bestemmingsplan buitengebied goed te keuren. Een gebied dat naar de mening van de raad een zuivere agrarische bestemming dient te krijgen. Daaroverheen komen nu de plannen van stiltegebied en geluidsarme zone's. -Een-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1986 | | pagina 82