-2- weggevallen. Op de vijfde regel van onder staat namelijk: 11toezegging dat dat ontwerp geen lastenverzwaring voor zowel beroeps- als Dit moet zijn volgens de heer Hoekwater: toezegging dat dat ontwerp geen extra lasten verzwaring voor zowel beroeps- als De voorzitter zegt toe de geluidsband nog eens te zullen afluisteren.en indien nodig de notulen te.zullen doen aanpassen Vervolgens zegt de heer Hoekwater, naar aanleiding van hetgeen door de voor zitter over de havengelden is gezegd, het te betreuren dat de raad de gegevens die zojuist door de voorzitter ter tafel zijn gébracht niet eerder op schrift heeft gekregen. Temeer daar hier toch wel eén aantal principiële punten aan de orde zijn. Door de voorzitter is gezegd dat een bedrag van ƒ.11.550,extra aan inkomsten mag worden verwacht met betrekking tot seizoensinvloeden of betere havenbenut- ting en dat de overige ƒ.9.800,meer-inkomsten zijn als gevolg van de 3%; stijging. De heer Hoekwater zegt dat met betrekking tot de abonnementen een stijging was begroot van ƒ.175.000,naar ƒ.190.000,dus ƒ.15.000,is 8,6%. In dit bedrag, is ook uit havengeld betaald door de passanten een meeropbrengst geraamd, van ƒ.5.000, Dat is 4.5% meer dan in 1985. Nu is het de heer Hoek water niet duidelijk dat bij een reeds volle jachthaven het college toch in staat is een 5/0& hogere inkomst uit de abonnementsgelden te begroten. Blijft overigens dat voor de binnenhaven het college een stijging begroot van ƒ.1.000,zijnde 3.3% op basis van het bedrag van 1985. In feite is een ver hoging aan de orde geweest van ƒ.21.000,zijnde 6.7% over het totale in komsten bedrag. Een gedeelte daarvan is inderdaad te verklaren vanuit andere dan belasting verhogingen of havengeldverhogingen. Een ander punt dat de heer Hoekwater naar voren brengt is dat de raad niet be sloten heeft tot een begrotingswijziging. Er is alleen een besluit genomen ten aanzien van het terugdraaien van de verordening. Dit is een zeer principieel punt. De fractie van de V.V.D. constateert dat er in het overgelegde overzicht inzake de post onvoprzien per 11 maart 1986 reeds voor twee punten van de agenda van vanavond gesaldeerd is. Enerzijds doet het college voorkomen dat er een raadsbesluit zou zijn van 18 februari 1986 waarbij een bedrag van ƒ.9.800,'— met unanieme instemming van'de raad in mindering zou zijn gebracht van de post onvoorzien. De heer Hoekwater kan zich echter niet herinneren dat er een uitdrukkelijke wens van de raad was dit bedrag inderdaad ten laste van die post tè brengen. Anderzijds wordt het zelfde gedaan met de meeropbrengst van de zwembadtarieven. De verhoging van de zwémbadtarieven moet echter vanavond nog aan de orde komen. Deze handelswijze staat naar de mening van de heer Hoekwater tenminste wat op gespannoivoet met,datgene wat dé begrotingsbehandeling dient in te houden, namelijk een uitspraak van de raad of de raad van mening-is dat inderdaad dè bedragen die nu genoemd worden verwerkt dienen te worden in de post onvoorzien. De heer Hoekwater vindt dat de raad de gelegenheid moet krijgen, uitdrukking te geven aan zijn vèrlangen, om die bedragen die in meerdering of in mindering komen te besteden voor andere doeleinden dan de post onvoorzien. Over dit punt zou dé V.V.D.-fractie graag een oordeel horen van het collége. Hoe staat het college tegenover de aanpassing van de begroting zoals die heden avond voor de eerste keer op dit punt gepresenteerd wordt. Moet de V.V.D.-fractie ervan uitgaan dat met name in de toekomst het college alle meer- of minderopbrengsten zonder meer verwerkt op 'de post onvoorziene uitgaven? Naar de mening van de heer Hoekwpter is ook dit een principieel punt, nog afgezien van het feit dat het college de raad confronteert met getallen waar hij zonder meer op moet reageren zonder in de gelegenheid te zijn geweest een en ander na te trekken. -De- -3- De voorzitter antwoordt dat de begroting 1986 nagenoeg is gebaseerd op de voorlopige cijfers van de rekening 1985. Reeds in een eerdere vergadering is door de voorzitter gezegd dat waar de middelen van de gemeente op gespannen Voet komen te staan met de wensen, het van belang is dat de gemeente ten aanzien van haar firïariciële positie zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid komt te staan. Gevolg hiervan is dat de raad sinds vorig jaar bij de ingekomen stukken een overzicht aantreft met de oor spronkelijke post onvoorzien zoals daar in januari mee begonnep is en'waarin ten oehoeve van de raad de effecten van de door de raad genomen C.<j. te nemen beslissingen in beeld worden gebracht. Bijna altijd beïnvloeden deze beslissingen de post onvoorzien in negatieve zin. Daarnaast zullen ook niet geraamde positieve bijdragen op de post onvoor zien worden weergegeven. Ten aanzien van de principiële kant van de zaak zegt de voorzitter dat formeel gesproken er inderdaad een raadsbesluit genomen moet worden voor êen begro tingswijziging Een eerste stap is de raad inzicht te brengen wat de effecten zijn van alle door de raad genomen besluiten en de volgende stap is de raad een begrotings wijziging te laten vaststellen. De heer Hoekwater stelt dat' wanneer inderdaad nog een begrotingswijziging moet worden vastgesteld dit dient te gebeuren in de eerstvolgende vergadering daar anders waarschijnlijk de raad in zijn nieuwe samenstelling 'met deze pro blematiek, geconfronteerd wordt. Vervolgens stelt de heer Hoekwater dat het inderdaad kan voorkomen dat het college voorstelt een hogere inkomsten te salderen op de post onvoorzien. Aar. de andere kant zou het best kunnen zijn dat de raad van mening is dat bijvoorbeeld deze ƒ,9.800,-— in meerdering gebracht zouden moeten worden op de functie openluchtrecreatie en dat de post onvoorzien moet blijven zoals deze is. Deze keuzemogelijkheid wordt de raad niet gegeven ook niet bij het nog te be handelen agendapunt over de zwembadtar'ieven. De heer Hoekwater is echter niet op dé hoogte van het feit of er misschien andere college-besluiten aan dit uitgangspunt ten grondslag liggen. Wanneer het college ook in de toekomst bij voorbaat bepaalt dat dit soort zaken op de post onvoorzien terecht komen wordt de post onvoorzien ten onrechte een saldo-post aldus de heer Hoekwater. De voorzitter merkt op dat datgene wat de heer Hoekwater in tweede termijn zegt een niet correcte gang van zaken oplevert. Er is in geen enkel geval een relatie in de begroting van de gemeente tussen opbrengsten van tarieven en kosten die gemaakt moeten worden orri die tarieven te krijgen, hetgeen betekent dat, wanneer de zaak zuiver gehouden moet worden, meer- en/minderopbrengsten terug komen in "de grote pot". Vanuit die grote pot, de post onvoorzien, vindt dan een herverdeling plaats naar de verschillende onderdelen van het beleid dat wordt gevoerd. Als de tarieven voor het zwembad voor 25, 50 of 100% dekkend zouden moeten zijn van de kosten die daartegenover staan zou de heer Hoekwater gelijk heb ben. Echter de gemeente Willemstad kent dit. stelsel niet,- dat is, volstrekt willekeurig., Dus meer- of minderopbrengsten uit onderdelen van de begroting komen principieel terug in de post', onvoorzien en worden van daaruit weer her verdeeld zodaar iets te herverdelen ip.. Dit ie een, algemeen beginsel in de gemeente-financiën. Zonder .verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden vervolgens de notulen van de openbare vergadering van 18 februari 1986, onder dankzegging aan de no.tulist, ongewijzigd vastgesteld. Ingekomen stukken. De volgende'stukken zijn ingekomen: 1. Koninklijk Besluit van 23 januari 1986,. nr.32 houdende goedkeuring van het raadsbesluit d.d. 7 oktober 1985 tot vaststelling van de "Verordening tot wijziging van de Verordening op de heffing van een belasting op honden" oer 1-1-1986; -2.Koninklijk-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1986 | | pagina 13