14. arbeidsmarktverslag van het gewest Roosendaal per ultimo oktober 1986 van het
gewestelijk arbeidsbureau;
15. schrijven van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 10 november 1986
inzake het bestuursakkoord aangegaan tussen het Rijk en de gemeenten;
16. schrijven van het college van burgemeester en wethouders van Oude Pekela
waarbij wordt toegezonden een motie van de raad van die gemeente inzake het
pensioen van mevrouw Rost van Tonningen;
17. schrijven van het Hoveniers Informatiecentrum van 21 november 1986 inzake
onderzoek naar stedelijk groen;
18. schrijven van Vereniging d'n Bussel van november 1986 waarbij wordt aange
boden het boekje Sociaal cultureel werk in de buurt;
19. schrijven van de stichting Woonwagenwerk West-Brabant van 13 november 1986
waarbij bezwaar wordt aangetekend tegen het liquidatieplan voor het Woon
wagenschap Westelijk Noord-Brabant;
20. schrijven van de Raad voor de Gemeente Financiën waarbij wordt aangeboden
de publikatie: "Na een collier de misère: gelijkwaardigheid."
Naar aanleiding van de lijst van ingekomen stukken zegt de heer Groeneveld het
verslag van de commissie c.a.i. te missen. Iedereen heeft weliswaar het verslag
ontvangen maar het zou toch correct geweest zijn wanneer dit verslag ook op
de lijst van ingekomen stukken opgenomen was.
De voorzitter antwoordt dat het verslag van de commissie c.a.i. wel in de raads-
portefeuille ter inzage heeft gelegen en wel bij de stukken betrekking hebbend
op het voorstel tot verhoging van de c.a.i.-tarieven. Dit, opdat de leden die
het voorstel moeten beoordelen kunnen nagaan dat inderdaad door de c.a.i.-com
missie positief is geadviseerd.
De heer Groeneveld is van mening dat sinds met ontwerp-verslagen wordt gewerkt,
deze verslagen op de lijst van ingekomen stukken worden opgenomen.
De voorzitter zegt dat dit een procedurele kwestie is. In dit geval had dus het
verslag dubbel in de raadsportefeuille ter inzage moeten liggen. Hij is echter
van mening dat verslagen van commissievergaderingen direct bij het voorstel ge
voegd moeten worden opdat direct is na te gaan wat door de betreffende commissie
wordt geadviseerd.
Zonder verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden dan de inge
komen stukken voor kennisgeving aangenomen.
4- Vaststelling van de verordening op de heffing en invordering van onroerend-
goedbelastingen
De heer De Visser merkt namens de fractie van de P.v.d.A. op, ten aanzien van
dit voorstel en de volgende voorstellen aangaande belastingverhogingen tegen te
stemmen
De heer Boertjes zegt dat het de V.V.D.-fractie bevreemdt dat de taxaties 26}£%
hoger liggen dan de thans gebruikte waarde. De waarde van het onroerend goed in
Willemstad is naar zijn mening niet gestegen, met de factor 5. Bekend mag worden
geacht dat de V.V.D. tegen een verhoging is van 7% omdat de inflatie is afgenomen
tot bijna nul.
Dat betekent dat het voorstel van het college een reële verhoging betekent van
7%. Als zodanig kan de V.V.D.-fractie zich niet met het voorstel van het col
lege verenigen.
Dit geldt evenzeer voor de volgende voorstellen ten aanzien van tariefsver
hogingen.
De voorzitter zegt dat het hem tegenvalt dat met name de V.V.D.-fractie het
voorstel van het college niet wil steunen. Temeer daar de nieuwe begroting exact
is ingericht overeenkomstig de wens van de V.V.D.
-De-
-5-
De fractie van de V.V.D. heeft er zeer regelmatig blijk van gegeven ten aanzien
van de begroting over een goed cijfermatig en rekenkundig inzicht te beschikken.
Dus was haar bekend dat de nieuwe begrotingsmethodiek als gevolg zou hebben dat
er in de begroting van de algemene dienst gaten zouden moeten worden gedicht.
De voorzitter heeft er moeite mee dat een weg wordt ingeslagen waarvan men de
consequenties niet wil dragen.
Als ten volle gekozen was voor het systeem waar de V.V.D. voor kiest had de
onroerend goedbelasting wel met]00% omhoog gemoeten.
Reden waarom het college gefaseerd de zaak doorvoert.
De voorzitter heeft er moeite mee dat ondanks dit alles de V.V.D. er geen vrede
mee heeft.
Dan wordt bij de hertaxaties gesproken over een waardevermeerdering van 26%. De
V.V.D. stelt daarbij dat er nooit sprake kan zijn van een verhoging van de
vaarde van de woningen met een faktor 5.
De heer Boertjes interumpeert de voorzitter en zegt dat dat een verhoging moet
zijn met faktor 4.
jDe voorzitter zegt dat ook de faktor 4 niet klopt. Dan zou er namelijk sprake
zijn van een verhoging met 400%.
Er is sprake van een verhoging met de faktor 1/4.
Feit is dat tijdens de vorige taxaties, zo'n 4 5 jaar geleden, de prijzen van
de woningen in een enorm dal zaten.
De onroerend goedprijzen zijn sinds de laatste twee jaren weer sterk aangetrokken
fvaardoor de waarde inderdaad met ongeveer 1/4 is gestegen. Op zichzelf is dat
niet zo interessant. Het zou pas interessant zijn als er grote verschuivingen
zouden zijn tussen de duurdere en de goedkopere panden.
jHet zou kunnen zijn dat de goedkopere panden minder in prijs zijn gestegen en de
duurdere meer, of andersom en dan zou een andere verdeling van lasten ontstaan,
«aar het college heeft de indruk dat dat niet het geval is.
jjn tweede instantie vraagt de heer De Visser naar de begrotingswijzigingen die
betrekking hebben op de tariefsverhogingen.
levens worden bij een aantal voorstellen geen vergelijkende cijfers gegeven
tan het voorgaande jaar.
»e heer Boertjes zegt in tweede termijn dat de V.V.D. duidelijk een standpunt
beeft ingenomen ten aanzien van tariefsverhoging. Verder vraagt hij of de voor
zitter eens wil voorrekenen hoe hij aan een verhoging komt van 100% als de
lijn van de V.V.D. wordt gevolgd.
De voorzitter antwoordt op de opmerking van de heer De Visser dat inderdaad
bij de legesverordening de oude en nieuwe tarieven zijn vermeld. Bij de onroerend
joedbelastingen ligt dat wat anders omdat daar te maken is met een buikbedrag
»an enerzijds taxaties en anderzijds inkomsten die daaruit voort moeten komen,
•andaar dat de inkomsten worden gedeeld op het aantal woningen en het eindbedrag.
Wet is hier dan ook wat moeilijker vergelijken dan bij de legesverordening waar
rechtlijnig 7% wordt doorgevoerd.
0e begrotingswijziging ligt vanaf vandaag ter inzage voor de raadsleden,
n antwoord op hetgeen door de heer Boertjes is gezegd zegt de voorzitter dat
®n en ander vrij simpel ligt.
'oor de V.V.D. is altijd gezegd dat de rente-inkomsten van bestemmingsreserves
31J de bestemmingsreserves moeten worden geschreven; ze mogen niet worden ge
buikt als dekkingsmiddel op de algemene dienst.
;>at is een principieel uitgangspunt wat het college volledig kan onderschrijven.
6 situatie is namelijk dat op het moment dat de bestemmingsreserves gebruikt
laan worden voor het doel waarvoor ze bestemd waren, en de afgelopen twee jaar
s dat met ongeveer 50% van die bestemmingsreserves gebeurd, er een gat valt
de inkomsten op de algemene dienst.
«betreffende reserves zijn dan namelijk weg waardoor de rente is komen te ver-
pil en.
r op dlt moment alle rentes worden bijgeschreven en dus worden onttrokken als
«komstenbron aan de gewone dienst, zal er een gat ontstaan van meer dan
300.000,
-Als-