-3-
De heer Tuinman zegt dat ingevolge artikel Al van de Overgangswet Wet op het
basisonderwijs en artikel 1 van de Wet op het basisonderwijs het personeel van
een openbare basisschool door het college van burgemeester en wethouders kan
worden benoemd, geschorst en ontslagen.
Niettemin gaat de fractie van de P.v.d.A. accoord met het door het college
van de V.N.G. overgenomen standpunt dat de aanstelling en het ontslag van de
directeur van de openbare basisschool, tot de taak van de raad dient te behoren.
Een dergelijke aanstelling heeft namelijk een grote reikwijdte en men moet
daarom altijd proberen daarvoor een zo breed mogelijk draagvlak te verkrijger;.
voorzitter zegt dat ten behoeve van aanstelling en ontslag van de direc
teur van de openbare basisschool de raad inderdaad van het college voorstellen
mag verwachten.
Zo zal aan de raad op korte termijn voor de aanstelling van de directeur van
de openbare basisschool door het college een voordracht worden gedaan.
Voordat tot aanstelling kan worden overgegaan dient echter een bepaalde pro
cedure te worden gevolgd. Zo heeft de medezeggenschapsraad inspraak bij de
door het college op te stellen voordracht.
Zodra echter de hele procedure is doorlopen zal de raad terzake een voorstel
worden gedaan.
Tenslotte zegt de voorzitter dat het college het prettig vindt te vernemen
dat de fractie van de P.v.d.A. in dezen eenzelfde mening is toegedaan als het
college.
Zonder verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt dan over
eenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten de bevoegd
heid tot aanstelling en ontslag van de directeur van de openbare basisschool
voor te behouden aan de raad.
Krediet ten behoeve van aanschaf nieuwe rekenmethode voor de openbare lagere
school.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeen
komstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten ten behoeve van
de aanschaf van een nieuwe rekenmethode voor de openbare lagere school een
krediet van 3.859,65 beschikbaar te stellen en de begroting 1985 hiermede
in overeenstemming te brengen.
Vaststelling vergoeding ex artikel 101 Lager-onderwijswet 1920 over 1984 voor
de bijzondere lagere scholen.
De heer Tuinman zegt dat zowel in de concept-besluiten als in de begeleidende
stukken van de scholen zelf wordt uitgegaan van 108 2/3 leerlingen voor de
school "De Ruigenhil" en van 139 2/3 leerlingen voor de school "De Singel".
Mag, gezien het door het college voorgestelde te betalen en verhalen, worden
aangenomen dat het werkelijk aantal leerlingen, gemiddeld over de teldata van
1984, van de school "De Ruigenhil" 109 2/3 en van de school "Dè' Singel41
137 2/3 was?
De voorzitter zegt dat het aantal leerlingen in de loop van het jaar op 3
data wordt geteld, respectievelijk op 16 januari, 16 april en 16 oktober.
Nu wordt het voorschot dat op de vergoeding wordt verstrekt afgestemd op het
aantal leerlingen van de eerste teldatum. Blijkt achteraf dat in de loop van
het jaar het aantal leerlingen is gestegen of gedaald ten orzichte van de
eerste teldatum dan wordt er op het voorschot een bepaald bedrag bijbetaald
respectievelijk verhaald.
Zonder verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt dan ver
volgens overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten:
I. 1. de vergoeding aan de Vereniging voor Protestants Christelijk Basis
onderwijs te Helwijk, ten behoeve van de school "De Ruigenhil", als
bedoeld in artikel 101 der Lager-onderwijswet 1920 over het jaar 1984
vast te stellen op 53.654,16;
2. aan voornoemd schoolbestuur te betalen een bedrag van 493,75
wegens te weinig genoten voorschot.
-II.-