-5-
De voorzitter zegt dat de confrontatie die er vanmiddag i;s geweest tussen mevrouw
Van den Broeck en de heer Impens misschien beiden nog op wat andere gedachten heeft
gebracht
Het gaat hier om een ingewikkelde, delicate aangelegenheid. De voorzitter zegt dan
ook dat, indien de raad dit wenst, het college zijn voorstel kan terugnemen om eerst
de uitspraak van de Ambtenarenrechter in de kwestie Oostzaan af te wachten.
Deze wordt op 2 juli a.s. verwacht zodat dan in zijn vergadering van 9 juli 1985 de
raad opnieuw een voordracht kan worden gedaan. In ieder geval dienen we vóór 1 augus
tus 1985 een directeur te benoemen, aldus de voorzitter.
Indien er nu een goede kans zou zijn dat in juli a.s. de heer Impens tot directeur
zou kunnen worden benoemd dan zou die verdaging van de benoeming zeker de moeite
waard zijn.
Maar zoals de voorzitter het nu bekijkt acht hij die kans zeker niet groot.
De heer De Visser zegt dat indien de uitspraak in de kwestie Oostzaan wordt afge
wacht de raad hoogstens kan worden verweten dat hij
behoedzaam een weloverwogen beslissing wenst te nemen. We hebben dan in ieder geval
voor ons zelf het gevoel dat we gedaan hebben wat we konden, aldus de heer De
Visser.
Bovendien zijn we dan weer een maand verder en de tijd heeft al zo dikwijls een
gunstige rol gespeeld in moeilijke kwesties.
De heer Dane vraagt of de voorzitter de indruk heeft dat, wanneer vanavond de heer
Impens wordt benoemd, één van beide voorgedragen kandidaten naar de Ambtenarenrechter
zal stappen.
De voorzitter zegt dat hij dat dan zeker verwacht. Voorts wijst hij er op dat de heer
Impens niet benoembaar is omdat deze niet op de bindende voordracht van het college
staat vermeld.
Overigens was de heer Brommet nog wel bereid zich ten behoeve van de heer Impens
als kandidaat voor het directeurschap terug te trekken, maar mevrouw Van den Broeck
was en is dat in geen geval.
Zij is dan ook naar de Ambtenarenrechter gestapt toen zij. naast zich de heer Impens
als kandidaat voor het directeurschap kreeg.
Mevrouw Van den Broeck is echter door de Ambtenarenrechter in haar beroep niet ont
vankelijk verklaard omdat er nog geen sprake was van een voordracht.
Als die voordracht er wel was geweest had de Ambtenarenrechter zeer zeker een andere uit
spraak gedaan.Mevrouw Van den Broeck was dan in ieder geval in haar beroep ontvanke
lijk verklaard.
De heer Tuinman vraagt of het tot de mogelijkheden behoort dat het college in de
juli-vergadering met een voordracht komt van drie personen, te weten mevrouw Van den
Broeck, de heer Brommet en de heer Impens, indien de Ambtenarenrechter in de kwestie
Oostzaan het standpunt inneemt dat ook iemand einders buiten de huidige hoofden om
kan worden benoemd.
De voorzitter zegt dat een dergelijke voordracht dan zeker kan worden gedaan.
Alleen moet er dan wel rekening mee worden gehouden dat de heer Brommet en/of me
vrouw Van den Broeck direct naar de Ambtenarenrechter zullen stappen.
Overigens zal ons door de Ambtenarenrechter onbehoorlijk bestuur worden verweten
als we weer pas een aantal dagen vóór de raadsvergadering met een voordracht zullen
komen, aldus de voorzitter.
Nu waren er nog redenen aan te dragen voor de vrij laat gedane voordracht, dan echter
niet meer.
De heer Dane vraagt wat er gebeurt indien vanavond één van beide voorgedragen kandi
daten wordt benoemd en deze over één jaar het directeurschap neerlegt.
voorzitter zegt dat het college dan voor het directeurschap voor kan dragen wie
hij wil we zijn dan niet meer gebonden aan degenen die voordien hoofd waren.
De heer Tuinman verwacht dat een benoeming van een nieuwe directeur dan toch ook nog
voor de nodige problemen zal zorgen.
De voorzitter wijst er op dat een benoeming tot directeur voor de benoemde ook finan
ciële consequenties heeft. Wanneer deze alzo na een jaar terugtreedt als directeur
zal zijn of haar inkomen dientengevolge achteruitgaan.
-Wanneer-