-50- Uiteraard ben ik, zo zegt de heer Munters, hierbij uitgegaan van de nadien in de commissie openbare werken genoemde bedragen. Overigens wenst de heer Munters niet op die ƒ.30.000,te worden vastgezet. Dat bedrag is immers nog maar een globale schatting. In ieder geval hoopt het college dat er aan de brug uiteindelijk een prijskaartje komt te hangen waarmee de commissie openbare werken en de raad vrede zullen heb ben. Het is inderdaad zo, aldus de heer Munters, dat er enerzijds investeringen zijn gedaan die niet in het investeringsschema waren opgenomen terwijl anderzijds wel in de planning verwerkte zaken nog niet zijn uitgevoerd. Als voorbeeld noemt de heer Munters hier de opbouw op het sluisje in de Achterstraat. Overigens komt het voor dat vanwege de werkdruk bij de afdeling openbare werken bepaalde zaken niet altijd overeenkomstig de planning ter hand kunnen worden genomen. Zonder verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt dan, met de stem van de P.v.d.A.-fractie tegen de cnder Hoofdflnctie 1 geraamde bijdrsge aan de kring Bescherming Bevoft besloten tot vaststelling van de begroting voor 1936 van de algemene dienst. Ontwerp-meerjarenbegroting voor de jaren 1986 t/m 193S. De heer Hoekwater verwijst naar de discussie die de V.V.D.-fractie in de raads vergadering van 7 oktober 1985 met het college heeft gevoerd over de verhoging van de belastingen, heffingen en rechten per 1 januari 1986. Ook toen is door de V.V.D.-fractie aan het college gevraagd het percentage van de verhogingen te onderbouwen. Duidelijk werd dat eerst na een pittige discussie 'in het college overeenstemming was bereikt over een belastingverhoging van 3%. In de onderhavige meerjarenbegroting houdt het college nu evenwel een belasting verhoging van 5% aan. In verband hiermede vraagt de heer Hoekwater of het lid van het college dat voor wat de belastingverhoging voor 1986 betreft heeft weten te bereiken dat de raad niet een verhoging van 5% maar van 3% werd voorgesteld, thans arugmenten heeft kunnen vinden voor een belastingverhoging van 5%. De fractie, van de V.V.D. kan voor de komende jaren in principe met een belasting verhoging van 3% accoord gaan. Daarbij houdt zij dan rekening met een algemene prijsstijging die rond de 3% zal uitmonden. De heer De Visser zegt dat de P.v.d.A. er moeite mee heeftom zich op deze meerjarenbegroting vast te leggen indien de daarin opgenomen ramingen zijn ge baseerd op een gemiddelde verhoging van de belastingen e.d. met 5%. Wijzigingen in uitkeringen van het rijk hoeven niet per definitie bezuinigingen te zijn. De P.v.d.A. is dan ook van mening dat meerjarenramingen best gedaan kunnen worden volgens bestaande omstandigheden, zonder over percentages te spreken van verhogingen of verlagingen. Meerjarenbegrotingen zouden moeten of kunnen worden samengesteld volgens het rijksoverheidsbesluit zonder bezuinigingen, zodat eens duidelijk in beeld wordt ge bracht waar ombuigingen toe leiden. Het is niet aan ons om aan te geven dat wij dat even oplossen met het verhogen van belastingen e.d. in een tijd dat lonen en uitkeringen niet stijgen maar zelfs dalen. De voorzitter vraagt zich af hoe de heer Hoekwater zo zeker weet dat destijds slechts één lid van het college tegen een belastingverhoging van 5% was. De voorzitter stelt dan nadrukkelijk dat de onderhavige meerjarenbegroting door alle leden van het college aan de raad wordt aangeboden. Elk lid van het college kan zich dus vinden in een belastingverhoging van 5zoals die in de meerjaren begroting is verwerkt. Dat percentage is in feite het resultaat van de aanpak van het spanningsveld tussen wensen en middelen zoals die in die meerjarenbegroting worden aangegeven. Juist dit soort zaken zijn een beetje richtinggevend, om de raad te laten zien wat op enige termijn het college wenst en wat de verwachte be schikbare middelen daarvoor zijn. Het zou best aardig zijn om dit soort zaken te extrapoleren zonder rekening te houden met kortingen waarvan je weet dat ze toch zullen komen. Maar als we dat zouden doen zouden we, aldus de voorzitter, erg veel op het voorzieningenniveau moeten gaan schrappen hetzij de belastingen met een aanzienlijk hoger percentage moeten verhogen dan het percentage waarvan thans globaal sprake is. -Dus- -51- Dus richtinggevend, niet alles bepalend, maar om enig inzicht te geven over de toekomstige budgettaire positie van de gemeente, is deze meerjarenraming aan de raad voorgelegd. Het is immers zeker in deze tijd niet meer verantwoord om korte termijn-politiek te bedrijven. De meerjarenraming wordt de raad mede aangeboden om hem la minute met de be grotingspositie te confronteren, met de middelen die voor alle zaken nodig zijn, al dan niet budgettair neutraal of via belastingverhoging en welk per centage dat daar dan voor moet worden gekozen. Dit alles opdat de raad staande de vergadering kan beslissen over wat hij wel en niet wil realiseren van het wensenpakket en wat daar dan de financiële consequenties van zijn. In dat licht dient de raad de meerjarenbegroting te bezien zoals die hem is gepresen teerd. In tweede termijn zegt de heer Hoekwater dat het voor raadsleden uitermate moeilijk is om het zodanig te formuleren dat uit de meerjarenbegroting kan worden afgeleid dan wel in die begroting wordt aangegeven hoe een wensenpakket in neerwaartse richting bijgestuurd kan worden. Het enige middel dat de raad, in ieder geval op dit moment tijdens deze vergadering, daartoe heeft, is het maken van kritische opmerkingen ten aanzien van de geraamde inkomsten in de meerjarenbegroting. Als wijzo zegt de heer Hoekwater, al bij voorbaat accoord zouden gaan met een voortschrijdend belastingverhogingspercentage van 5% dan laat de raad een stuk van zijn macht liggen die hij zou moeten ontwikkelen om, met de doeleinden die hem voor ogen staan, het wensenpakket in neerwaartse richting bij te stel len c.q. de inkomsten van de gemeente bij te stellen. Vervolgens citeert de heer Hoekwater uit de notulen van de raadsvergadering van 7 oktober 1985 het volgende: "De voorzitter zegt dat er in het college is gesproken over zowel een belastingverhoging met 5% als met 3%. Het ene col legelid dacht daar anders over dan het andere. En omdat er binnen het college de laatste tijd verschillende keren onenigheid heeft bestaan over voorstellen aan de raad, heeft de voorzitter zich beijverd om nu met een eensgezind advies naar de raad te gaan, hetgeen geresulteerd heeft in een voorstel tot een tariefsverhoging met 3%" De heer Hoekwater leidt hieruit af dat er een collegelid voor een verhoging met 5% was en een ander lid van het college een belastingverhoging van 3% wilde. Uiteindelijk is er toen binnen het college overeenstemming bereikt over een tariefsverhoging van 3%, dit in tegenstelling tot de verhoging van 5% die nu in de meerjarenbegroting wordt aangehouden. Hier zwijgt de spreker stil, reageert de voorzitter. De voorzitter zegt dan naar de raad nu eenmaal zodanig openhartig te zijn dat het zojuist door de heer Hoekwater aangehaalde meningsverschil binnen het col lege boven water is gekomen. De raad moet zijn verantwoordelijkheid ten volle kunnen beleven. Het in neer waartse richting bijstellen van het wensenpakket is vaak niet bepaald de meest populaire keuze om te maken. Want dan zullen zaken die er voorheen wel waren geschrapt moeten worden en/of investeringen die best wenselijk of noodzake lijk zijn achterwege moeten worden gelaten. Maar zo heel moeilijk is het voor de raad misschien toch ook weer niet, aldus de voox^zitter. De raad kan namelijk aan de hand van het door het college voorgelegde inves teringsschema voorstellen om wijzigingen in dat schema aan te brengen. De voorzitter meent terecht te mogen stellen dat het college naar de raad toe een zeer grote duidelijkheid heeft betracht ten aanzien van al die zaken waar de gemeente zich thans mee bezig houdt en zich, volgens het college, in de toe komst mee bezig moet gaan houden. -De-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1985 | | pagina 197