—15" ;verigens hééft de heer Hoekwater nog graag antwoord op de vraag, of de belas tingverhoging door de middenstand in Willemstad kan worden gedragen. Deze heeft namelijk mede vanwege de diverse wegopbrekingen een slecht jaar achter de rug maar wordt niettemin straks ook met de lastenverzwaring geconfronteerd. De voorzitter zegt er niet van op de hoogte te zijn of de plaatselijke midden stand de belastingverhoging makkelijk kan dragen. Hij denkt in ieder geval wel dat belastingverhoging in deze tijd door iedereen moeilijk te dragen is. Vandaar ook dat het college voorstelt de verhoging tot 3% te beperken. Vervolgens wijst de voorzitter er op dat er waarschijnlijk één formatieplaats bij de afdeling openbare werken vrij komt doch niet meer zal worden opgevuld. Desondanks is er vooralsnog voor 198G op gerekend dat als gevolg van het af stoten van het woningbezit de meerbedoelde 60.000,ten laste van de al gemene dienst zal komen. Indien er inderdaad één formatieplaats bij de af deling openbare werken verdwijnt zal dit echter weer de personeelskosten drukken Het college heeft zich weliswaar tot taak gesteld om voor 1986 te bezuinigen. Doch wanneer de profijtkortingen door het Rijk onverkort worden gehandhaafd zal het college wellicht eind 1986 een forsere belastingverhoging moeten voorstel len. Het college spreekt van een onbenutte belastingcapaciteit omdat het daarmee de beleidsruimte wil aangeven die de raad heeft ten aanzien van de financiën van de gemeente. Uiteindelijk bepaalt de raad wat er wel of niet door de gemeente ter hand zal worden genomen. Zo zal de raad indien hij bijvoorbeeld tot de bouw van een sporthal in de ge meente besluit tevens bereid moeten zijn om daarvoor een stukje onbenutte be lastingcapaciteit te gebruiken. In dit verband zegt de voorzitter dat de raad moet weten waar hij aan toe is. De consequentie van de opgave die het college zich gesteld heeft is immers dat de raad zich zal dienen te beperken in het aandragen van zaken die op zichzelf best aardig kunnen zijn maar niet strikt noodzakelijk. Daar zijn dan namelijk de financiële middelen niet voor aanwezig. Tenslotte wijst de voorzitter nog met betrekking tot de plaatselijke bedrijven op de bijeenkomst met de middenstandsvereniging waar met name door de V.V.V. uit Breda een inleiding is gegeven op het Toeristisch Recreatief Ontwikkelings plan (T.R.O.P.) Op de avond van die bijeenkomst heeft de voorzitter gesproken met de directeur van de V.V.V. hetgeen er uiteindelijk toe heeft geleid dat er twee stagiaires van het Nederlands Wetenschappelijk Instituut voor Toerisme (N.W.I.T.) zich in Willemstad in het hoe en waarom van het toerisme komen verdiepen. De heer De Visser vraagt nogmaals waarom het college uiteindelijk met de 3% tariefsverhoging is gekomen; de raad ontving eerst namelijk ontwerp-besluiten waarin van een verhoging met 5% werd uitgegaan. De voorzitter zegt dat er in het college is gesproken over zowel een verhoging met 5% als met 3%. Het ene collegelid dacht daar anders over dan het andere. Sn omdat er binnen het college de laatste tijd verschillende keren onenigheid heeft bestaan over voorstellen aan de raad heeft de voorzitter zich beijverd om nu met een eensgezind advies naar de raad te gaan, hetgeen geresulteerd heeft in een voorstel tot een tariefsverhoging met 3%, terwijl dit eigenlijk minimaal 10% zou moeten zijn. Die beperkte verhoging heeft wel tot gevolg dat het college zich tot taak heeft gesteld om in de begroting 1986 bezuinigingen door te voeren. In derde termijn zegt de heer Hoekwater dat de V.V.D.-fractie weliswaar thans hereid is met het college-voorstel in te stemmen, ofschoon zij moeite heeft met de opmerking van de voorzitter dat de belastingverhoging eigenlijk mini maal 10% dient te zijn. Als het college meent de belasting te moeten verhogen met 10% dan moet dit met een afweging gepaard gaan. Een verhoging mag geen "natte vingerwerk" zijn. -De-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1985 | | pagina 154