-12- De heer Tuinman zegt namens de P.v.d.A.-fractie geen behoefte te hebben om het college beperkingen op te leggen bij de uitvoer van haar werkzaamheden. Overigens heeft de heer Tuinman weinig waardering voor het voorstel van de V.V.D. De heer van der Sluijs ondersteunt van harte datgene wat reeds door de P.v.d.A. naar voren"is'gebracht Zonder verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt de motie van de V.V.D. verworpen en wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders machtiging verleend tot instelling van een onderzoek naar mogelijke locaties voor een woonwagencentrum, die voldoen aan de daarvoor geldende criteria. Oprichting van en deelneming in de "Stichting Woonvoorzieningen voor Ouderen. De heer van der Sluijs zegt dat de keuze voor een stichtingsvorm voor deze voorziening de meest goede vorm is. De vraag is: wie is deelnemer en wordt er een lijst van deelnemers samenge steld? Is men bijvoorbeeld ook deelnemer als men geen bewoner is van de aan grenzende bejaardenwoningen maar als men alleen de warme maaltijden van het steunpunt gebruikt en men bijvoorbeeld in Helwijk woont? Mevrouw Kroon-Klink zegt dat ook de fractie van de P.v.d.A. zich uitvoerig heeft beziggehouden met de vraag of ten aanzien van de juridische beheers vorm voor de woonvoorziening voor ouderen gekozen moet worden voor een stich- tings- of verenigingsvorm. Bij nader inzien kan de P.v.d.A. wel meegaan met de argumenten die voor het college geleid heeft tot de keuze van een stich ting. Gelukkig is er gekozen voor een stichting met een democratisch karakter en een open structuur. Vooral is het een goede zaak dat er is gekozen voor de openbaarheid van vergaderingen en de instelling van een deelnemersraad, die een vertegenwoordiger levert binnen het bestuur. Toch zijn er binnen de P.v.d.A. nog enkele vragen gerezen over een aantal zaken betreffende de statuten zoals die door het college zijn opgesteld. Allereerst vraagt de P.v.d.A. zich af waarom het college gekozen heeft voor een bestuur bestaande uit 6 leden. Is het niet beter het bestuur te vormen uit een oneven aantal leden, bijvoorbeeld 7? Ten tweede vraagt de P.v.d.A. waarom in artikel 20, lid 1 staat dat de vergade ringen in beginsel openbaar zijn. De beperkingen met betrekking tot de open baarheid, indien deze in enkele sociale gevallen vereist worden, zitten im mers in lid 2 van artikel 20. Mevrouw Kroon-Klink vraagt of de P.v.d.A. soms te achterdochtig is als dit een addertje onder het gras is met betrekking tot de openbaarheid van vergaderin gen waar de P.v.d.A. nu juist zo blij mee was. Naar aanleiding van de samenstelling van het bestuur vraagt de P.v.d.A. een toelichting aan het college. De heer Hoekwater zegt namens de V.V.D.-fractie erg gelukkig te zijn met het feit dat gekozen is voor een stichtingsvorm voor het beheer van de ouderen voorziening. De V.V.D. is zich er van bewust dat zij zich op glad ijs begeeft wanneer zij ver in detail zou treden met betrekking tot de statuten. Toch een aantal opmerkingen. In artikel B, lid 2 staat dat besluiten geldig zijn indien in een vergadering twee/derde van het aantal in functie zijnde leden aanwezig is van de deelne mersraad. In artikel 7, lid 3 wordt gesteld dat de deelnemersraad uit maximaal drie personen bestaat. Dit zouden er dus ook twee kunnen zijn. Men kan dan in con flict komen met het bepaalde in artikel 8, lid 2 aangaande de geldige beslui ten. Graag zou de V.V.D. deze tekst herzien willen hebben in de vorm van maximaal 5, minimaal 3 leden, dan kan er altijd gerekend worden op twee/derde. Een volgende opmerking betreft artikel 6, lid 2 sub c. De V.V.D. is van mening dat de democratisering en de medezeggenschap van oude ren tot in het uiterste gewaarborgd dient te zijn. Er zijn echter ook grenzen - aan g aan democratisch besturen en met name in de zin dat als er dit soort bepalin gen worden opgenomen in de statuten er ook een gedachten-wereld achter zit. Het is de fractie van de V.V.D. een doorn in het oog dat het college in art. 6 lid 2 sub c op laat nemen dat er ooit een situatie in Willemstad zou kunnen zijn dat 2/3 van de deelnemers, waarvan dan weer 2/3 moet voorstemmen, het bestuur gaat vragen af te treden. In Willemstad zijn we toch zeker niet op een dergelijke manier met elkaar bezig. Kan het college zich voorstellen dat er in Willemstad een conflictsituatie ontstaat terwijl in het bestuur de bur gemeester vertegenwoordigd is, een lid van het college, namelijk de wethouder sociale zaken, een vertegenwoordiger van een bejaardenbond, waar ongetwijfeld veel van de bejaarden bij aangesloten zijn, een organisatie die zich specifiek bezig houdt met bejaardenzorg; juist van zo'n bestuur, waarvan de voorzitter weer dezelfde burgemeester is, zal twee/derde van de bejaarden moeten vragen af te treden. In wat voor situatie komt dan het bestuur of liever gezegd komen dan de bejaarden terecht. Er is geen enkele grond waarop de bejaarden dit af kunnen dwingen want er is sprake van een stichting. Het stichtingsbestuur is geen verantwoording verschuldigd aan de bejaarden. De V.V.D. is van mening dat dan een merkwaardige verhouding ontstaat. Als er dan al vanuit moet worden gegaan dat bepaalde conflictsituaties kunnen ont staan kan er dan niet beter meteen worden opgenomen bij welke neutrale instan tie de bejaarden eventueel in beroep kunnen gaan. Op grond van bovenstaande heeft de fractie van de V.V.D. veel moeite met ar tikel 6 lid 2 sub c. De voorzitter antwoordt dat iedereen die gebruik maakt van de voorzieningen in het steunpunt deelnemer is. Hier doet niet ter zake of men in een aanleun woning woont of elders. Voor wat betreft de vraag wie deelnemer in de stichting is zegt de voorzitter dat in de statuten exact staat aangegeven dat de voorzitter van de gemeente raad voorzitter is van de stichting, een lid van de gekozen leden van het col lege, zitting heeft, waarbij dan de voorkeur wordt uitgesproken voor de porte feuillehouder sociale zaken, en nog drie instanties zijn vertegenwoordigd. Over de opmerking van mevrouw Kroon-Klink zegt de voorzitter dat in principe een verenigingsvorm anno 1985 te verkiezen is.Daar het in dit geval wat pro blematisch is om voldoende leden te kunnen krijgen is gekozen voor een stich ting in de meest democratische vorm. Dat de vergaderingen in beginsel openbaar zijn is niet vreemd, dit geldt bijvoorbeeld ook voor de raadsvergaderingen. In artikel 20 lid 2 staat bepaald wanneer de vergaderingen geheel of gedeel telijk besloten worden verklaard. Een bestuur uit 6 leden is toevallig tot stand gekomen. Het bestuur mag ook uit 5 of 7 leden bestaan. Wanneer zich een maatschappelijke groepering aandient die in een breder kader dan waarin de gemeente gewend is te werken, een in breng zou kunnen leveren al dan niet op levensbeschouwelijke grondslag bestaat er geen enkel probleem om het aantal leden uit te breiden tot 7 en de statu ten in die zin aan te passen. Voor een toelichting op de samenstelling van het bestuur verwijst de voorzitter naar artikel 11 van de statuten. Betreffende de opmerking van de heer Hoekwater over artikel 7 lid 3 en 8 lid 2 zegt de voorzitter geen moeite te hebben met wijziging van het aantal leden van 3 in 5. Een groter probleem is om aan 5 leden te komen. De voorzitter merkt nog op dat wat artikel 6 betreft de essentie van het be toog van de heer Hoekwater was dat zich in Willemstad een situatie zou voor doen waarvoor een dergelijk artikel nodig is. Miri of meer geeft de voorzitter de heer Hoekwater hierin gelijk. Statuten worden echter gemaakt om te voorzien in situaties die op dit moment niet te voorzien zijn. Bij de rondvraag later op de avond komt een punt ter sprake over een bouwlocatie in onze gemeente waarvoor contracten zijn afgesloten. Wanneer destijds in deze contracten alle situaties waren omschreven die op dat moment niet werden voorzien had de gemeente nu niet met problemen gezeten. De voorzitter tracht hiermee aan te geven dat dit soort zaken nooit goed genoeg geregeld kunnen zijn. -Mevrouw-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1985 | | pagina 124