-4- le wijziging van de Algemene Plaatselijke Strafverordening (A.P.V.). Ten aanzien van de voorgestelde wijziging van de verordening zegt de heer de Visser namens de fractie van de P.v.d.A. het volgende. In artikel 204b onder 3 staat dat burgemeester en wethouders plaatsen kunnen aan wijzen, waar het bepaalde in het eerste lid niet van toepassing is. Zij kunnen daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van die plaatsen. Gevraagd wordt of het college een plaats in gedachte heeft waar het slapen in voertuigen, kampeermiddelen en dergelijke op of aan de openbare weg toegestaan kan worden? Indien dit zo is, zal men zich zeker daarop beroepen. Als het college niet een zodanige plaats in gedachte heeft, kan een vrijstelling van het verbod naar het oordeel van de fractie van de P.v.d.A. niet worden ge geven Voorts wordt gevraagd of er na inwerkingtreding van deze wijziging de mogelijk heid bestaat om tegen in woonwijken op parkeerplaatsen staande caravans op te treden Als het college in zijn voorstel zegt dat redelijkerwijs mag worden aangenomen dat een caravan geplaatst aan de openbare weg als slaapplaats gebruikt kan wor den, wat kunnen burgemeester en wethouders dan doen als de betitter bijvoorbeeld door verzegeling aantoont dat niet te zullen doen? De heer Hoekwater geeft te kennen dat de fractie van de V.V.D. zich gaarne schaart achter het beleidsuitgangspunt, waarbij het billijkheidsbeginsel preva leert boven de kille letter van de wet. Alleen dan, wanneer overreding niet meer baat, zal het college tot de toepas sing van bestuursdwang moeten overgaan. Daarvoor is een wettelijke basis nodig. Daarom kan de fractie van de V.V.D. instemmen met de wijziging van de Algemene Plaatselijke Strafverordening. Uit discussies in deze raad met betrekking tot het verwijderen van foutief ge parkeerde automobielen, heeft het college medegedeeld niet over het materieel te beschikken deze te verwijderen. Kunnen burgemeester en wethouders mededelen welke instantie zij denken in te schakelen om een eventueel kwarwei te klaren? Is het tevens niet mogelijk met die instantie een regeling te treffen dat ook foutief geparkeerde auto's weggesleept kunnen worden. Dit geldt met name voor auto's die voor uitritten geparkeerd staan of auto's die de doorgang van het verkeer belemmeren. De eigenaar van de voertuigen dient dan natuurlijk voor de kosten op te draaien. De voorzitter stelt dat de fractie van de P.v.d.A. gewezen heeft op het verbod in het eerste lid van het voorgestelde artikel 204b van de A.P.V. Ingevolge deze bepaling is het slapen in voertuigen, kampeermiddelen en dergelijke op of aan de openbare weg verboden. In het derde lid van het artikel is dan weer bepaald dat burgemeester en wet— ouders een plaats kunnen aanwijzen waar dit wel mag. evraagd is of burgemeester en wethouders zo'n plaats in gedachten hebben, e voorzitter antwoordt dat het college op dit moment geen plaats in gedachte eeft waar het verbod niet van toepassing behoeft te zijn. et komt af en toe wel eens voor dat er op een terreintje zeeverkenners één acitje overblijven in een "tenb. To"t nu "toe is daarvoor sbeeds "toestemming ver— eend. In die situatie kun je op dit punt verder gaan. e college heeft geen terrein op het oog waar slapen in voertuigen, kampeermid- starf11'611 op aan openbare weg toegestaan kan worden. In Willem- het 1S Sen camping' waar ook passanten kunnen overnachten. Voor scouting is in om Vef^ec*en een uitzondering gemaakt. Padvinders hebben toestemming gekregen op et terreintje achter de Belgische erebegraafplaats voor één nacht een tentenkamp op te slaan. ^tikel biedt hiertoe een vrijstellingsmogelijkheid. Verder worden er geen gtaa 3®n door burgemeester en wethouders aangewezen waar met een caravan een an plaats ingenomen mag worden om te overnachten, mui- V* momen"t dat het college zo'n vrijstelling verleent, handelt het in strijd de provinciale kampeerverordening. -Het-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1984 | | pagina 64