-53- De heer de Visser wijst er met betrekking tot motie II op dat rijkswaterstaat, zoals overigens ook de voorzitter al heeft gezegd, absoluut geen bemoeienis heeft met de rampenbestrijding op de vaarwegen. De minister van Verkeer en Waterstaat zal zich dan ook wellicht door motie II niet aangesproken voelen. Het gevaar bestaat dan dat de betreffende motie "slordig" zal worden behandeld. De voorzitter zegt dat de heer de Visser gelijk heeft en stelt dan ook voor om Motie II alleen te richten aan de minister van Binnenlandse Zaken. De heer Boertjes zegt dat de fractie van de V.V.D. hiermee kan instemmen. ervolgens worden dan de beide moties met algemene stemmen aangenomen en wel met dien verstande dat motie II uitsluitend bestemd is voor de minister van Binnenlandse Zaken. Refererend aan hetgeen de heer de Visser over het standpunt van de C.D.A.- fractie met betrekking tot de recreatie heeft gezegd, stelt de heer van der Sluijs dat van een "overval op klaarlichte dag" absoluut geen sprake is. De C.D.A.-fractie neemt vooralsnog geenszins afstand van het beleidsprogram ma, doch de fractie wil alle nieuwe ontwikkelingen betreffende de recreatie wel op haar af laten komen en eventueel haar standpunt naar aanleiding daarvan wijzigen. De heer de Visser zegt dat zijn fractie niet heeft afgewezen hetgeen de C.D.A. fractie wil, namelijk het op haar af laten komen van nieuwe ontwikkelingen op recreatief gebied. De P.v.d.A.-fractie heeft echter wel gewezen op het vastgestelde beleidspro gramma van de fracties van de P.v.d.A. en het C.D.A. Hetgeen door de C.D.A.-fractie nu vanavond naar voren wordt gebracht is strijdig met dat programma. Het moet mogelijk zijn, aldus de heer de Visser om een eenmaal ingenomen stand punt te wijzigen, doch in dit geval had de C.D.A.-fractie, gezien het beleids programma, hierover wel van tevoren de P.v.d.A.-fractie moeten raadplegen c.q. hiervan in kennis moeten stellen. De heer van der Sluijs zegt dat van een standpuntwijziging door de C.D.A.- fractie geen sprake is. Hij heeft namens zijn fractie slechts gewezen op een mogelijk in te nemen ander standpunt. De heer van der Sluijs ziet dan ook niet dat hij gezegd heeft: "wij (de C.D.A. fractie) hebben al een ander standpunt ingenomen." Het is misschien hoog tijd oin een ander standpunt in te nemen, maar dit is dan wel iets anders als hetgeen de heer de Visser de C.D.A.-fractie thans verwijt. De heer de Visser zegt dat hetgeen de heer van der Sluijs namens zijn fractie eerder op de avond met betrekking tot de recreatie heeft gezegd, anders is dan hetgeen in het beleidsprogramma staat. Sn daarom had de C.D.A.-fractie met de Pv.dA-fractie vooraf moeten over leggen. De P.v.d.A.-fractie stelt niet ter discussie hetgeen de C.D.A.-fractie vindt dat gedaan moet worden, doch wel de manier waarop dit naar voren is gebracht. De heer Tuinman zegt dat de fractie van de V.V.D. haar vrees geuit heeft over het feit dat de rijkspolitie het gebruik van het parkeerterrein in de Achter straat door vaste ligplaatshouders zou moeten gaan controleren. In verband hiermede merkt de heer Tuinman op dat de V.V.D.-fractie ooit eens heeft voorgesteld om voor het controleren van pakeerders iemand aan te stellen. De heer Boertjes wijst op de toezegging van de voorzitter dat een onbezoldigd persoon belast zal worden met de controle op het gebruik van het parkeer terrein in de Achterstraat door vaste ligplaatshouders. De fractie van de P.v.d.A. wenst te hebben gestemd tegen post 4.130.10.42 (bescherming bevolking). Zonder verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt dan overeen- omstig het voorstel van burgemeester en wethouders, met uitzondering van het bovenstaande besloten tot vaststelling van de begrotingen 1985 van de algemene aienst en het gemeentelijk woningbedrijf. -Rondvraag-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1984 | | pagina 244