-27- meer zonder een financiële planning» omdat alle verplichtingen die de gemeen te nu op zich neemt de volgende jaren weer terugkomen. Op de stelling van de V.V.D.-fractie dat de aanbiedingsnota bij de ontwerp begrotingen 1985 geen verandering van het beleid weergeeft zegt de voorzit ter dat het gemeentebestuur steeds keuzen moet maken en prioriteiten moet stellen. Sr is niet alleen sprake van verschuiven» integendeel. Als voorbeeld stelt de voorzitter dat afgewogen wordt of het schoolzwemmen door moet gaan, of dat het geld ergens anders aan besteed moet worden; of de schoolbus ge handhaafd dient te worden of dat zonodig eerst de grachten uitgebaggerd moeten worden. Er is dus wel terdege sprake van bewuste keuzen. Deze keuzen zijn in het algemeen geënt om het beleid waarvoor in het verleden is gekozen en het voorzieningenniveau dat in de loop van de tijd is opge bouwd, zo veel mogelijk in stand te houden. Er is weinig ruimte voor nieuwe zaken. Het investeringsschema over de periode 1S80-1985 laat zien dat bepaalde zaken steeds weer een jaartje worden opge schoven. Dat is niet alleen een kwestie van schuiven, maar ook een kwestie van prioriteiten stellen. Het is niet zonder reden dat, ofschoon er al jaren gesproken wordt over het opknappen van het archiefgebouw, nu uitgerekend een van de fracties voorstelt die opknapbeurt achterwege te laten. Dat is nu juist een keuze. De ontwerp-begroting 1985 voor de algemene dienst zit, aldus de voorzitter, vol van prioriteiten en keuzen. Door uit te spreken welke investeringen er in 1985 moeten worden gedaan en welke zaken nog even moeten wachten, worden wel degelijk keuzen gemaakt. De financiën van de gemeente worden grotendeels bepaald door de financiële verhouding tussen het rijk en de gemeente. Door het rijk wordt nu steeds meer druk uitgeoefend op het gemeentelijk budget door enerzijds te bezuini gen op de uitkeringen uit het Gemeentefonds en anderzijds door de steeds grotere decentralisatie. Jammer genoeg bestaat de decentralisatie maar al te vaak uit het delegeren van veel taken zonder dat daar een financiële tege moetkoming tegenover staat. In deze tijd van afnemende financiën is inderdaad, zoals de C.D.A.-fractie zegt, een portie inventiviteit nodig. Het is dan ook goed dat er steeds met elkaar wordt nagedacht over wat wel en wat niet moet. De gemeentelijke inkomsten zullen in 1985 voor 38% uit specifieke uitkeringen bestaan. Dat is dus eigenlijk ten opzichte van 1984, toen dit percentage nqg 43 bedroeg» een gunstige ontwikkeling, omdat hoe groter- de algemene uitkering wordt, hoe meer middelen voor algemene niet specifieke doeleinden kunnen worden gebruikt. De voorstellen van de commissie Christiaanse hebben voornamelijk betrekking op de mogelijkheid van heffing van onroerend goed-belastingen. Momenteel is het zo dat wat in totaal van gebruikers en in totaal van zake lijk gerechtigden van onroerend goed aan onroerend goedbelasting wordt ge heven niet meer mag bedragen dan respectievelijk 12% en 15% van de Algemene uitkering uit het gemeentefonds. Voor Willemstad betekent dit dat van gebrui kers en zakelijk gerechtigden respectievelijk ƒ.365.000,en ƒ.457.000, dus in totaal ƒ.822.000,aan onroerend goed-belastingen mogen worden ge heven. In werkelijkheid is de totale opbrengst van de onroerend goed-belastin gen ƒ.305.000,namelijk ƒ.135.000,van de gebruikers en 170.000, van de zakelijk gerechtigden. Uit deze cijfers blijkt dat momenteel nog niet de helft van de toegestane belastingruimte wordt gebruikt en dat dus formeel gezien de onroerend goed-belastingen nog zouden kunnen worden verdubbeld. De commissie Christiaanse is er voorstander van dat de thans toegestane be lastingruimte wordt verdubbeld, zodat dan van gebruikers en zakelijke ge rechtigden voor maximaal 2496 en 30% van de algemene uitkering aan onroerend goed-belastingen kan worden geheven. Daarbij zou dan wel de b.t.w. op energie prijzen verlaagd moeten worden van het hoge naar het lage tarief. -Volgens-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1984 | | pagina 218