-9- De heer Tuinman zegt dat zijn suggestie echter de bedoeling heeft om een be slissing van het college op grond van artikel 4, lid 1, van de afvloeiingsre geling meer 'inhoud te geven, met andere woorden dat het college bij de in vulling van de begrippen "kennelijke onbillijkheid" en "het belang van de school" niet alleen staat maar een soort achterban heeft. De voorzitter zegt dat de wijze waarop de heer Tuinman dit agendapunt benadert c.q. behandelt, van een terughoudendheid en een grote zorgvuldigheid getuigt. Het college vindt dat de in artikel 4, lid 1, opgenomen mogelijkheid om van de in artikel. 2vermelde afvloeiingsvolgorde af te wijken, moet worden opgeno men. De reden hiervan is dat, als deze afwijkingsmogelijkheid niet wordt in gebouwd, het schoolbestuur met handen en voeten gebonden is aan alle bepalin gen van de regeling. Een dergelijke gebondenheid houdt het risico in dat een besluit niet altijd in het belang van de school of kennelijk onbillijk zou kunnen zijn. De afwijkingsmogelijkheid zoals die in artikel 4, lid 1, is opgenomen is der halve een juridische formule in de regeling die het gemeentebestuur uit eigen wil opvoert. Hiervan moet echter wel gebruik worden gemaakt op een wijze die de toetsing door de Ambtenarenrechter kan doorstaan. Het in het tweede lid van artikel 4 van de afvloeiingsregeling genoemde over leg houdt in dat ingeval van toepassing van artikel 4, lid 1, van de regeling, eerst wordt gesproken met degenen waarvan het schoolbestuur denkt dat die zouden moeten afvloei'ïen, vervolgens met de medezeggenschapsraad van de school en met de daar voor in aanmerking komende organisaties waarbij het personeel is aangesloten, terwijl ongetwijfeld ook de inspecteur van het onderwijs zijn zegje wel zal doen. Alvorens artikel 4, lid 1, te kunnen hanteren, moet dus een bepaalde gespreks- gang worden gevolgd. Wordt het tweede lid van artikel 4 van de regeling zo gewijzigd dat eerst van de daarin genoemde partijen hun instemming moet worden verkregen, dan wordt het bepaalde in het eerste lid van het artikel als het ware ontkracht, waar door op een gegeven moment het schoolbestuur het belang van de school zal moeten laten varen ten behoeve van een persoonlijk belang. De voorzitter voegt hier nog aan toe dat de in artikel 4, lid 2, van de rege ling bepaalde overlegronde en de mogelijkheid van een procedure voor de ambte narenrechter waarborgen dat het schoolbestuur zeker niet ongemotiveerd en on zorgvuldig of subjectief van het eerste lid van artikel 4 gebruik zal maken. De heer Tuinman zegt dat er nu een afweging moet plaatsvinden tussen twee zaken, namelijk de belangen van de personeelsleden en het belang van de school De afvloeiingsregeling die toch ten behoeve vein het personeel wordt vastge steld houdt, bij opneming van artikel 4 in die regeling, echter wel in dat een stukje rechtsonzekerheid wordt ingevoerd voor het personeel van de gemeente lijke scholen. De voorzitter zegt dat die rechtsonzekerheid slechts zou bestaan, als er achteraf geen toetsing door de Ambtenarenrechter zou plaatsvinden. Het is moei lijk om op een gegeven moment belangen tegen elkaar af te wegen, maar het be lang van de school vereist nu eenmaal in bepaalde gevallen een bijzondere re geling. De voorzitter zou de heer Tuinman graag "over de streep willen halen" omdat de toepassing van artikel 4, lid 1 van de regeling door toetsing van de Ambte narenrechter en door het verplichte overleg, met voldoende waarborgen is om kleed. De heer Tuinman zegt dat het hier geen kwestie is van "over de streep halen" hij heeft zich overigens nauwelijks kunnen realiseren aan welke kant van "de streep" hij staat. Gelet op de antwoorden van de voorzitter gaat niemand van de fractie van de P.v.d.A. tegen het voorstel van het college stemmen, doch met de grootst mogelijke moeite en met pijn in het hart, aldus de heer Tuinman De heer de Visser vraagt of het mogelijk is om naast het schoolbestuur ook de medezeggenschapsraad over toepassing van artikel 4, lid 1 van de Afvloeiings regeling te laten beslissen. -De-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1984 | | pagina 165