-7- In artikel 2 van de regeling wordt omschreven hoe de afvloeiingsvolgorde is. Volgens artikel 4 echter, kan, ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of als het belang van de school dit kennelijk vereist, van de in artikel 2 ver melde afvloeiingsvolgorde worden afgeweken. Volgens de heer Tuinman komt dit de rechtszekerheid niet ten goede. Er kunnen echter omstandigheden zijn, waarbij het nodig is om van een vastgestelde regeling/verordening af te wij ken. Dit is helemaal niet zo vreemd, omdat in vrijwel alle verordeningen een bepaling wordt opgenomen die in bijzondere, buitengewone gevallen de mogelijk heid biedt om, zo nodig, van de vastgestelde regels af te wijken. Het is derhalve wijs, aldus de voorzitter, om ook in de afvloeiingsregeling een "uitwijk-mogelijkheid" op te nemen, Bij het gebruik maken van de "uitwijk mogelijkheid" die artikel 4 van de onderhavige regeling biedt zal heel duide lijk moeten worden aangegeven dat er sprake is van een kennelijke onbillijk heid als de regeling zonder meer wordt aangehouden of dat het belang van de school met een afwijking van de regeling gediend is. Bovendien kan "het be lang van de school" en "en de kennelijke onbillijkheid" door de Ambtenaren rechter worden afgewogen tegen het belang van degene(n) om wie het gaat. Of een oordeel van de Ambtenarenrechter zal worden gevraagd hangt af van degene wiens belangen bij een afwijking van de afvloeiingsregeling in het ge ding zijn. Het gaat er dan maar om of betrokkene de afwijking billijk acht en/of in het belang van de school vindt. Vindt betrokkene echter dat een af wijking van de regeling op grond van artikel 4, volstrekt in strijd is met zijn belang, dan kan hij zijn gelijk proberen te halen bij de Ambtenarenrech ter. De voorzitter vindt overigens dat een schoolbestuur dat zichzelf respecteert, betrokkene bij een van de regeling afwijkend besluit, dient te wijzen op de beroepsmogelijkheid bij de Ambtenarenrechter. Het zou niet goed zijn als je dat als schoolbestuur achterwege zou laten. Het ligt niet voor de hand om artikel 4 in de afvloeiingsregeling niet op te nemen. Zou het bewuste artikel niet worden opgenomen dan is men immers zo strak aan de regeling gebonden dot het belang van de school en kennelijke billijkheid niet meer zouden kunnen prevaleren. De voorzitter is van mening dat de objectiviteit van het schoolbestuur heel sterk zal worden gefundeerd/bewaakt vanwege het feit dat het ingeval van toe passing van artikel 4 van de regeling eigenlijk met "anderhalf been" voor de Ambtenarenrechter staat. Bekend is hoe verschrikkelijk zorgvuldig de Ambtenarenrechter-procedures zijn en hoe moeilijk het is om in een procedure bij de Ambtenarenrechter het gelijk aan de zijde van de werkgever te krijgen. Een en ander betekent dat een schoolbestuur heel zeker moet zijn dat het door toepassing van artikel 4 van de afvloeiingsregeling een kennelijke onbillijkheid vermijdt en/of het belang van de school dient. Als in artikel 4, lid 2, zoals de heer Tuinman heeft voorgesteld, wordt be paald dat aan lid 1 van dat artikel slechts uitvoering wordt gegeven "na in stemming van enz...", dan wordt de toch noodzakelijke afwijkingsmogelijkheid ondergraven. Zou men immers iemands instemming met een bepaald besluit niet kunnen krijgen, dan zou dit betekenen dat ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of in het belang van de school, niet in afwijking van de regeling zou kunnen worden besloten. Tot op heden was er geen afvloeiingsregeling, aldus de voorzitter. Als voor dien iemand van het personeel gedwongen ontslag had moeten worden gegeven dan was wellicht een afvloeiingsregeling van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aangehouden. Dit zou wel de nodige risico's met zich hebben gebracht. Het is dan ook nu een goede zaak als door de raad de afvloeiingsregeling wordt vastgesteld, In de regeling is er voor gekozen dat de leerkracht met het laagste aantal dienstjaren of ingeval van gelijke diensttijd de jongste in leeftijd, het eerst wordt ontslagen. Dat is een keuze die het college in navolging van het landelijk terzake gevoerde overleg gemaakt heeft. -Bij-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1984 | | pagina 163