m
■4-
De heer van der Sluijs vraagt of de in 1983 door de woninginrichter gedane
offerte nog actueel is. Dit om te voorkomen dat straks nog eens een aanvullend
bedrag voor de voorzieningen beschikbaar moet worden gesteld.
De voorzitter zegt dat door het schoolbestuur een bedrag van ƒ.4.788,61 is
gevraagd. De inspecteur van het kleuter- en lager onderwijs gaat met dat be
drag accoord. Wanneer de raad dat krediet voteert, betekent zulks dat niet
meer dan dat bedrag voor de voorzieningen kan worden uitgetrokken.
De heer van der Sluijs zegt nogmaals zijn twijfels te hebben of hier
nog van de in 1983 gedane offerte mag worden uitgegaan.
De voorzitter zegt dat, ofschoon hier niet van mag worden uitgegaan, in de
datering van de offerte een fout is geslopen. Niettemin gaat het hier om een
kostenbegroting die het schoolbestuur enkele maanden geleden heeft gevraagd
zodat die dient te worden aangehouden.
De heer Boertjes doet nog de suggestie om de betrokken leerkracht een proef
les te laten geven in een lokaal waarin voorzieningen als gordijnen en vloer
bedekking al aanwezig zijn. Wellicht dat één van de scholen in de omgeving
over een lokaal met dergelijke entourage beschikt.
De voorzitter zegt deze suggestie aan het schoolbestuur door te willen geven,
maar gaat er vanuit dat de raad thans accoord gaat met het verlenen van de
gevraagde medewerking.
Zonder verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt dan vervol
gens overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten aan
de Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs te Helwijk medewer
king ex artikel 72 der Lager-onderwijswet 1920 te verlenen voor het aanbrengen
van geluidwerende voorzieningen in één der lokalen van de school "de Ruigen-
hil" en hiervoor een krediet beschikbaar te stellen van ƒ.4.788,61.
De begroting 1984 zal hiermede in overeenstemming worden gebracht.
Scholenplan als bedoeld in artikel 53 van de Wet op het basisonderwijs.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten dat vermeerdering van open
bare scholen in de planperiode 1985/1986, 1986/1987 en 1987/1988 niet nodig
is om te voorzien in voldoende gelegenheid tot het volgen van openbaar onder
wijs. Vaststelling van een scholenplan als bedoeld in artikel 53 van de Wet
op het basisonderwijs kan derhalve achterwege blijven.
Vaststelling van "Afvloeiingsregeling gemeentelijk kleuter- en gewoon lager
onderwijs"
De heer Tuinman zegt dat in het voorstel wordt vermeld dat het schoolbestuur,
zijnde het college van burgemeester en wethouders, verplicht was vóór 1 novem
ber 1984 een afvloeiingsregeling, zoals omschreven, vast te stellen. Ook in
de toelichting bij de afvloeiingsregeling is vermeld dat gemeente- en school
besturen bij Koninklijk Besluit van 13 februari 1984 verplicht zijn geworden
zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval vóór 1 november 1984 een afvloeiings
regeling vast te stellen, ook al zou onverhoopt geen volledige overeenstemming
zijn bereikt met de vertegenwoordigers van de personeelsorganisaties. Het is
nu 13 november 1984. Welke sancties kan het gemeentebestuur verwachten? Is de
procedure qua tijdsplanning niet voldoende bemeten geweest? Heeft het over
schrijden van de gestelde datum geen vervelende consequenties voor de rechts
geldigheid van de vanavond vast te stellen regeling?
Het college stelt dat het Contactcentrum bevordening openbaar onderwijs (CBOO)
met de model-afvloeiïngsregeling, zoals opgesteld door de vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG)heeft ingestemd. De Algemene Bond van Onderwij
zend Personeel (ABOP) heeft zitting in het CBOO. Betekent dit nu dat ook de
ABOPbehoudens de twee gemaakte opmerkingen over de regeling, heeft ingestemd
met het VNG-model? Uit de stukken meent de fractie van de P.v.d.A. dat te
mogen begrijpen, maar zij zou het tevens graag door het college bevestigd
horen. Deze vraag lijkt van belang daar twee personeelsleden zeggen lid te
-zijn-