1 -15- De heer Munters zegt dat tot nu toe vanaf Willemstad tot de Bovensluis aan de buitenzijde van de zomerkade een oeververdediging is aangebracht. Dat betekent dat men er waarschijnlijk vrede mee heeft dat de buitendijkse grienden op den duur verdwijnen. Toch is, om deze grienden nog wat langer in stand te houden, het hoogopgaande hakhout afgekapt in de hoop dat de grienden zich steviger vast- wortelen; lagere bomen zijn nu eenmaal minder windgevoelig. Door een en ander hoopt men tot wanneer te zijner tijd de oever ten oosten van Willemstad onder handen wordt genomen nog een stukje buitendijkse grienden te kunnen behouden. Ten oosten van de Bovensluis is nog niets gebeurd. Daar is men dan ook heel voor zichtig aan het kappen. Gehoopt wordt dat deze grienden nog een langer leven be schoren zijn dan de grienden ten westen van de Bovensluis. Wanneer de grienden daar weg zijn is het niet denkbeeldig dat tegen het jaar 2000, het water van het Hollandsch Diep tot onderaan de Oostdijk staat. Hopelijk worden dan ook de be schikbaar te stellen gelden tijdig aangewend, zodat niet alleen de buitendijkse gorzen worden behouden maar ook een stukje grienden die toch op natuurgebied grote waarde hebben. De heer Tuinman heeft begrepen dat de Noordbrabantse wal pas in de periode 1986- 1993 voor oeverbescherming aan de orde zal komen. Gelet op de woorden van de heer Munters is het echter wel noodzakelijk dat de oever ten oosten van Willemstad al vroeg in die periode aan de beurt zal zijn. Om dit te bewerkstelligen ware bij de gedeputeerde staten hierop aan te dringen. Uit informatie van iemand die ter plaatse regelmatig kleine inspecties houdt, heeft de heer Tuinman namelijk begrepen dat indien niet spoedig oeververdediging wordt aangebracht het voor de grienden te laat zal zijn. De voorzitter zegt hiervan ook doordrongen te zijn. Binnen afzienbare tijd zal het hele buitendijkse gebied langs de Oostdijk naar alle waarschijnlijkheid staatsnatuurmonument worden Een en ander valt echter moeilijk te rijmen met het feit dat het hele gebied, wegens het niet tijdig aanbrengen van oeverbescherming, onder water zal geraken. De voorzitter stelt voor om het college namens de raad bij de werkgroep Oeverver dediging Hollandsch Diep - Haringvliet er op aan te/dringen het gebied ten oosten van Willemstad een hoge prioriteit toe te kennen en het college van gedeputeerde staten ar nogmaals op te laten wijzen dat het gemeentebestuur van Willemstad met grote zorg vervuld is over het behoud van dit natuurgebied. laten De heer Van der Sluijs vraagt of een motie in dit geval zin heeft. De voorzitter zegt dat de motie dan wel eerst geformuleerd moet worden en schorst derhalve de vergadering. Na een schorsing van ongeveer 10 minuten heropent de voorzitter de vergadering. De heer Tuinman dient vervolgens namens alle drie de raadsfracties de volgende motie in: "De raad van de gemeente Willemstad, in vergadering bijeen op 9 oktober 1984; constaterend dat de oeverbescherming van de als Staatsnatuurmonument aan te wijzen buitendijkse terreinen in de gemeente Willemstad te wensen overlaat; dat hierdoor deze terreinen in de nabije toekomst dreigen te verdwijnen; besluit: le zijn bezorgdheid hierover kenbaar te maken bij de werkgroep Oeververdediging hollandsch—Diep Haringvliet en aan te dringen op een zo spoedig mogelijk uit te voeren herstel; 2e deze motie ter kennisneming aan te bieden aan het college van gedeputeerde staten en de leden van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal en gaat over tot de orde van de dag." Vervolgens wordt de motie met algemene stemmen aangenomen. De voorzitter zegt dat de motie door het college op de gevraagde wijze zal worden verspreid. -Sluiting-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1984 | | pagina 155