-8- moet worden en dat de raad zich daar sterk voor moet maken. Hierbij komt nog dat de mensen die met hun woonwagen op het perceel staan dat de tijdelijke locatie voor het woonwagenkamp moet worden, zich zeer wel kunnen verenigen met deze plaats, mits uiteraard aldaar de nodige voorzieningen worden aange- le®d; /van Teneinde de tijdelijke locatie aan de Hellegatsweg de definitieve plaats te maken zal het college de Dienst der Domeinen moeten benaderen over verwer ving van de betreffende grond. In het voorstel van het college staat dat het aantal definitieve standplaatsen niet meer dan 15 mag bedragen. Maar als de fractie van de V.V.D. het goed begrijpt wordt er nu gesproken over 4 a 6 definitieve standplaatsen. Is dit juist? Het bedrag van ƒ.4.600,voor de toilet—cabine is overigens vrij hoog. De heer Boertjes denkt dan ook dat er toch wel goedkopere oplossingen zullen zijn. De heer Kamp zegt dat de kosten voor de tijdelijke voorzieningen niet in mindering kunnen worden gebracht op de gemeentelijke bijdrage aan het woon wagenschap. Van de Dienst der Domeinen is toestemming verkregen om het ter rein aan de Hellegatsweg als tijdelijke woonwagenstandplaats te gebruiken. Of de brief vanwege het woonwagenschap, waarin ƒ.4.600,— voor de toilet cabine wordt gedeclareerd, wordt ingetrokken is nog niet bekend, aangezien het dagelijks bestuur van het woonwagenschap eerst in september weer een ver gadering heeft. Voorts is de woonwagen, aldus de heer Kamp, een door de regering aanvaarde vorm van huisvesting. Het recht van de woonwagenbewoners tot het bewonen van een wagen blijft bestaan naast het voor ieder bestaande recht op plaatsgebon den huisvesting. Het provinciaal woonwagenbeleid is onder meer gericht op het opheffen van achterstandsituaties en op het creëren van acceptatiemogelijkheden voor woon wagenbewoners. Een middel om dit beleid te verwezenlijken, is het realiseren van een voldoende aantal standplaatsen op kleine woonwagencentra en op het scheppen van acceptatiemogelijkheden voor woonwagenbewoners. Ingevolge de wijziging van 12 mei 1977 van de Woonwagenwet behoort elke ge meente in beginsel een eigen woonwagencentrum te hebben. Op grond van deze wetswijziging moet het provinciaal bestuur een provinciaal woonwagenplan vaststellen. Als uitvloeisel van genoemde wetswijziging moest de gemeenschappelijke re geling Woonwagenschap Westelijk Noord-Brabant worden aangepast. Op 9 augustus 1977 ging de raad accoord met een wijziging van de gemeenschap pelijke regeling. Hij had wel bezwaren tegen het nieuwe artikel 26, waarbij elke gemeente zich verplichtte een woonwagencentrum in te richten. De gedeputeerde staten is op 10 augustus 1977 ontheffing gevraagd van deze verplichting. Eerst op 24 februari 1981 antwoordde het college dat er in Willemstad geen sprake is van een zeer bijzondere situatie. De gevraagde vrijstelling werd geweigerd. Inmiddels was al wel het concept van het provinciaal woonwagenplan aangeboden, olgens dit plan zouden er in Willemstad tenminste 2 en ten hoogste 6 stand plaatsen moeten komen. Op 11 september 1979 is het concept-plan in deze vergadering behandeld. Toen eeft de raad nogmaals de noodzaak van een woonwagencentrum in onze gemeente betwist en alsnog aangedrongen op de eerder gevraagde vrijstelling. Het provinciaal woonwagenplan is op 12 september 1980 door de provinciale staten vastgesteld. In de gemeente moesten nog steeds 2 tot 6 standplaatsen aangelegd worden. Ter uitvoering van het woonwagenplan en het streekplan West-Brabant hebben de gedeputeerde staten een concept-spreidingsplan locaties voor woonwagen centra voorlopig vastgesteld. Voor Willemstad waren daarin het bestemmingsplan Elim en het bestemmingsplan Kloosterblokje als gebiedsaanduidingen aangegeven, waarbinnen een woonwagen- centrum ingericht zou kunnen worden. -Op-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1984 | | pagina 108