Gevraagd wordt of er al overleg geweest is met Rijkswaterstaat over het ver krijgen van toestemming tot tijdelijk gebruik. Het is bekend dat woonwagenbewoners voor die locatie meer belangstelling hebben dan voor de andere locaties. Een in deze tijd niet te verwaarlozen voordeel zijn de lagere kosten voor de aanleg van een woonwagencentrum. Met betrekking tot de ligging van de locatie stelt de heer Van den Enden dat het Woonwagenschap niet zal kunnen ontkennen dat deze plaats wel degelijk dichter bij het centrum van de gemeente ligt dan de andere locaties. De fractie van het C.D.A. informeert naar het standpunt van het Woonwagenschap ten opzichte van de locatie aan de Lantaarndijk. Indien het Woonwagenschap niet accoord kan gaan met deze locatie, wat zijn dan de consequenties als het gemeentebestuur toch vasthoudt aan de locatie aan de Lantaarndijk? Kan medewerking aan de totstandkoming van het benodigde bestem mingsplan dan worden geweigerd? In de toelichting op de wijziging van de gemeenschappelijke regeling staat: "Het beschikbaar komen van een locatie voor een woonwagencentrum is de verant woordelijkheid van de betrokken gemeente, die daarover dus ook aanspreekbaar is. Het Woonwagenschap wordt advies gevraagd of geeft daarover advies." Dit betekent naar de mening van de fractie van het C.D.A. dat een advies niet be hoeft te worden opgevolgd. Bovendien staat als toelichting op artikel XI te lezen dat een sanctie niet moge lijk is als een gemeente niet meewerkt. Volgens de toelichting mogen de totale kavelkosten voor een standplaats van een woonwagen niet boven de kosten van een kavel voor sociale woningbouw uitgaan; dit betekent dat de kosten wel gelijk mogen zijn, tenzij er extra locatie-ge- bonden kosten zijn. De fractie van het C.D.A. zou graag vernemen of een kavel voor een woonwagen persé 200mz moet zijn of is deze oppervlakte ook maar een advies. Het komt de heer Van den Enden voor dat door de geringe omvang van een wagen de ruimte dan groter is dan bij een woning. Er wordt in de toelichting voorts gesproken over een "bouwcorporatie" en een "platformfunctie"Betekent het eerste begrip zo veel als een vereniging voor uniforme bouw op alle woonwagencentra en het tweede een soort bovenprovinciaal overlegorgaan? De heer Kamp gaat in op het gestelde door de heer Van den Enden. Hij zegt dat als er in Willemstad een woonwagencentrum gerealiseerd wordt, er geen sloop- terrein komt. Het terrein aan de Lantaarndijk nabij de averijhaven is eigendom van de dienst der Domeinen. Aan deze dienst is toestemming gevraagd het terrein voor het inrichten van een woonwagencentrum te huren. Op het verzoek is nog geen antwoord ingekomen. Het dagelijks bestuur van het Woonwagenschap staat negatief tegenover deze locatie. Vervolgens gaat de heer Kamp in op de rol van de gedeputeerde staten ten aanzien van het beleid van het Woonwagenschap. De gedeputeerde staten moeten op grond van het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening de herziening van het be treffende bestemmingsplein voor een woonwagencentrum goedkeuren. Ook moet dit college ingevolge het bepaalde in de gemeenschappelijke regeling de besluiten van het Woonwagenschap over de inrich ting van een centrum en het aantal standplaatsen goedkeuren. Bij dit laatste speelt het provinciaal plan voor de spreiding van woonwagens een rol. In het plan is aangegeven welk aantal plaatsen er minimaal en maximaal in een bepaalde gemeente moeten zijn. De gedeputeerde staten moeten voorts de begroting van het Woonwagenschap, alsmede de wijzigingen daarop goedkeuren en de jaarreke ning vaststellen. Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft terzake overigens ook een vinger in de papZo verlopen de financiering van het centrum, de aankoop van de wagens, de inrichting van het terrein en de bouw van bijgebouwen via dit ministerie. De voorzitter benadrukt dat de ligging van een woonwagencentrum aan bepaalde eisen moet voldoen. Die normen treffen onder meer de afstand tot en de relatie met een kern. Middels een brief van het Woonwagenschap aan derden heeft het college vernomen dat voor het schap de locatie aan de Lantaarndijk, op grond van het feit dat daar niemand woont, eigenlijk ongeschikt is. v

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1983 | | pagina 6