""'cffjl' 'SHi; a j.t. neb'.V'Wj..i 1 aefcég rm\ ly J-,. a-ab ax ni I?" if .'li ;av, o- •W.-a'..; ,f ff.Cir- V-:i'-V- ,.a X! I..;:-. Vj sb a i >b -il »frro»;«t. ,r<sh >m I Iv-'Otjov ><oo a.'-! sis'.f n- ysen 'loqi a qo •i-.; a- aaabqi'-; e.ineflÉI^ fcu .a j QOfi >3 n :»ÖI a f'Hu.- 00 ,.;j3 W9.<, 0!-. .:nv; -.8. De commissie heeft, toen burgemeester en wethouders terzake voor een aantal punten nog extra aandacht vroegen, in tweede instantie medegedeeld geen aanleiding te zien om op haar eerder ingenomen standpunt terug te moeten komen. Dit alles op grond van uitvoerige overwegingen waarop ik,naar meen nu niet verder op in behoef te gaan. Het is wel zo dat als gezegd /ik wordt dat vanuit planologisch oogpunt geen bezwaar tegen een jachthaven bij de Volkeraksluizen bestaat, dit wel getoetst moet zijn aan het streek plan. Er bestaat dan ook kennelijk verschil van mening met de woordvoerder van uw raad die meent dat een en ander tegen de achtergrond van het streek plan nie.t mogelijk is. Ik laat dat verder voor wat het is, maar nogmaals: de gemeente is altijd zelf de eerste die meent tot een bestemmingsplanwijziging over te moeten gaan. Het probleem van de parkeervoorzieningen is mij bekend uit de tijd dat er gestoeid werd over de bouw van bejaardenwoningen of de aanleg van parkeerplaatsen. Ik herinner me daarover diepgaande gesprekken, maar hoe alles is uitgepakt weet ik verder niet. Ik weet wel dat de bejaardenwoningen er staan en dat u niet de parkeer gelegenheid hebt die u had willen hebben. Dat blijkt ook uit de inbreng van de heer Van der Sluijs. De hele kwestie is ook mede te wijten aan de Raad van State waar het bestemmingsplan reeds 6 jaar in beroep ligt. Over het algemeen is de Raad van State op het ogenblik de procedures toch wel aan het versnellen. U zult dan ook maar moeten afwachten hoe dit verder gaat. Dit klinkt wel niet zo bemoedigend, maar terzake kunnen wij nu eenmaal niets doen. Ik zou dan ook graag zien dat alle beroepsinstanties, dus ook gedeputeerde staten, aan termijnen zouden worden gebonden. Dit is op het moment ook wel, maar er zijn tal van verdagingsmogelijkheden. Over de afkalving van de oever van het Hollandsch Diep hebben de gedepu teerde staten zich reeds ingezet en in dit verband allerlei ministers aangeschreven In een recente brief van de minister van Verkeer en Waterstaat, ad in— terum, aan de gedeputeerde staten staat dat aan de directie Beneden rivieren van Rijkswaterstaat opdracht gegeven is om ten behoeve van en in samenwerking met de betrokken oevereigenaren een projectplan op te stellen voor het aanbrengen van oeververdediging in het Haringvliet en het Hollandsch Diep. Gezien de financiële armslag van het ministerie zal dit plan echter gefaseerd moeten worden uitgevoerd. Overleg over een financiële bijdrage van het Ministerie van Landbouw en Visserij is gaande teneinde een eerste aanleg van oeververdediging in 1984 toch nog mogelijk te maken. Dit is wellicht een opwekkende mededeling ofschoon ik uit wat ik over de afkalving gehoord heb en uit wat ik er van heb gezien, de indruk krijg, dat het wel eens te laat kan zijn. De hele kwestie is echter geactualiseerd. Op de departementen is men er mee bezig. Wat er precies gaat gebeuren, weet ik op dit moment niet, maar u zult te zijner tijd hiervan zeker in kennis worden gesteld. Met het oog op de tijd is het mij niet mogelijk om meer gedetailleerd in te gaan op wat de heer Van der Sluijs gezegd heeft. De problematiek omtrent de veiligheid op het water, welke door de heer De Visser werd aangekaart, is mij als Commissaris der Koningin zeker niet onbekend, omdat ik als zodanig te maken heb met de rampenbestrijding. Wij zijn er in brede kringen van overtuigd dat er weinig voorzieningen zijn om rampen te bestrijden. Dat is al meerdere malen geconstateerd. In dit verband herinner ik mij het rapport van de werkgroep Beveiliging grote Vaarwegen in Noord-Brabant, uitgebracht in augustus 1979. Er is een interdepartementale commissie die zich bezighoudt met de be strijding van branden en milieu-incidenten op grote vaarwegen. Telkens weer komt men op de onvoldoende aanwezigheid van bestrijdings- materiaalJ -De-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1983 | | pagina 55