-7- Bijbel aan de Singel met ongeveer 140 leerlingen, 5 leerkrachten en een speel lokaal, een school is die in normale omstandigheden verkeert. Voor deze school is een bedrag per leerling van ƒ.455,toereikend en hanteerbaar. Voor de Ruigenhil geldt hetzelfde als voor de openbare lagere school. Als er vanuit ge gaan wordt dat beide scholen in bijzondere omstandigheden verkeren, dan moet de minister van Onderwijs en Wetenschappen uitspreken dat dit zo is. Voor de openbare lagere school vraagt het college van burgemeester en wethouders, als zijnde het schoolbestuur, de minister deze schodL in bijzondere omstandighe den te verklaren. Het schoolbestuur van De Ruigenhil dient eenzelfde verzoek aan de bewindsman te richten. Als de minister beslist dat beide scholen in bijzondere omstandig heden verkeren, geldt het bedrag per leerling ad ƒ,455,— alleen voor de School met de Bijbel. Als voorbeeld noemt de voorzitter de school in Zwingelspaan. Deze school heeft 30 leerlingen. Het afgelopen jaar heeft de minister het bedrag per leerling voor deze school vastgesteld op ƒ.750,Voor een school in normale omstandigheden is ƒ.455,toereikend. In de omgeving luidden de bedragen per leerling in 1983 als volgt: Willemstad 455, Fijnaart en Heijningen 422, Klundert 420, Dinteloord en Prinsenland 418,— Voor 1984 zal het bedrag voor Klundert en Fijnaart ca. iets verhoogd worden. In Dinteloord ca. wordt getracht het bedrag van 1983 te handhaven. Willemstad blijft met het bedrag per leerling aan de spits. Als het bestuur van de Ruigenhil van oordeel is dat de school in bijzondere omstandigheden verkeert, moet aan de minister van Onderwijs en Wetenschappen gevraagd worden dit te bevestigen. De heer Versteeg is blij met het antwoord van de voorzitter. De fractie van het C.D.A. kan accoord gaan met een bedrag per leerling van ƒ.455,(exclusief administratiekosten) voor de School met de Bijbel. Toch heeft de fractie van het C.D.A. gemeend deze vraag te moeten stellen teneinde het bestuur van de school De Ruigenhil er op te wijzen te doen wat het ten opzichte van de leerlingen verplicht is te doen. De heer Boertjes heeft begrepen dat het bestuur van De Ruigenhil zich tot de minister van Onderwijs en Wetenschappen moet wenden. Een probleem is echter wel dat het tot mei 1984 kan duren voordat er een beslissing op het verzoek wordt genomen. Is het daarom niet mogelijk dat de raad ten aanzien van De Ruigenhil aan de minister een advies uitbrengt over de bijzondere omstandigheden aan die school? voorzitter zegt dat er bij de minister steeds meer verzoeken inkomen een school in bijzondere omstandigheden te verklaren. Daarom duurt het zolang voor dat er een beslissing op de verzoeken wordt genomen. Al de aangevoerde om standigheden moeten tegen elkaar afgewogen worden om een norm te verkrijgen die gehanteerd wordt bij het inwilligen c.q. afwijzen van de verzoeken. De heer Tuinman vindt dat de voorzitter volkomen duidelijk heeft gemaakt dat er voldoende wettelijke garanties zijn om de school De Ruigenhil en de openbare lagere school voldoende recht te doen. Vandaar dat de fractie van de P.v.d.A. zich kan vinden in het voorstel de openbare lagere school in bijzondere omstandigheden te verklaren en een bedrag van ƒ.455,vast te stellen voor het bijzonder lager onderwijs De heer Tuinman komt nog even terug op de vraag van de heer Versteeg hoelang de bijzondere omstandigheden van de openbare lagere school nog moeten voort duren. In het voorstel heeft het college aangegeven dat de bijzondere om standigheden hoofdzakelijk kunnen worden verklaard uit relatief hogere kosten voor het onderhoud van de houten lokalen en de stijgende kosten voor de ver lichting, verwarming en het schoonhouden van het gebouw bij een laag leerlin genaantal De heer Tuinman heeft de afgelopen tijd de heer Versteeg leren kennen als een groot voorstander van goede onderwijsvoorzieningen. -Als-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1983 | | pagina 144