-14-
Dat kan zeker niet de bedoeling zijn. Vandaar dat het college op alle mogelijke
wijzen probeert de benodigde gelden voor de restauratie van de Benedenkade op de
kortst mogelijke termijn beschikbaar te krijgen. Dit mede gelet op de toezeg
gingen die gedaan zijn.
De heer van der Sluijs zegt dat er toch rapporten van de Grontmij beschikbaar
zijn over de toestand van de kademuren, waaruit blijkt dat een gedeelte van de
havenwand op kantelen staat. Dat moet toch een argument zijn wat zeer steek
houdend is voor de prioriteit van het verzoek om subsidie.
De voorzitter stelt dat het college ook die gedachte toegedaan was. Er moet
maar niet aan de gevolgen gedacht worden die het instorten van een gedeelte van
de wand van de Benedenkade tot gevolg zouden hebben.
Die feitelijke situatie kan zich echter voordoen. Daarom dient er voor Willem
stad ook een subsidie uit de pot voor de stadsvernieuwing beschikbaar te worden
gesteld
De heer van der Sluijs vraagt of het zin heeft dat de raad zijn standpunt in
de vorm van een motie kenbaar maakt.
De voorzitter denkt dat de raad het dagelijks bestuur een steun in de rug geeft
wanneer hij, bij voorkeur unaniem, uitspreekt dat de restauratie van de Beneden
kade de hoogste prioriteit heeft en dat de raad verwacht dat het rijkssubsidie
hiervoor in 1981 beschikbaar wordt gesteld.
De heer Manneke zegt dat hedenavond bij herhaling is gebleken dat er afspraken
zijn gemaakt en toezeggingen zijn gedaan door overheidsinstanties die dan later
niet worden nagekomen. Worden de gemaakte afspraken dan niet schriftelijk be
vestigd?
De voorzitter antwoordt dat de afspraken en toezeggingen wel eens schriftelijk
worden bevestigd. In de ambtelijke wereld is de mogelijkheid zeer sterk aanwezig
om in een situatie, uie anders uitpakt dan gedacht is, te zeggen dat beslis
singsbevoegdheid van een bepaalde instantie niet zo ver reikt als eerst werd
gedacht. In overleg met de rijksinstanties is het stadvernieuwingsplan opge
steld.
In de gemeentebegroting voor 1981 zijn gelden gereserveerd voor de werkzaamheden
aan de Benedenkade. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft gewezen op zijn
beperkte financiële mogelijkheden. Maar de restauratie van de Benedenkade zou
in 1981 doorgang moeten vinden. De vraag is wat voor standpunt neemt het mini
sterie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in. Als blijkt dat de be
schikbare gelden voor de Stadsvernieuwing in Noord-Brabant bijzonder gering zijn
en de minister zegt dat het bouwen van woningen een zeer hoge prioriteit heeft,
dan is het geen kunst de restauratie van kademuren te laten vervallen. Het
gemeentebestuur zal zich hiertegen met alle mogelijke middelen verzetten.
De heer Manneke denkt dat het college zich alvast maar eens moet gaan buigen
over de te nemen maatregelen als de kademuur inderdaad kantelt.
De heer van der Sluijs stelt voor een motie, aan te
nemen waarin de raad uitspreekt dat de restauratie van de Benedenkade in 1981
conform de toezeggingen van rijksinstanties moet plaatsvinden.
v°orzitter is van oordeel dat de ernst van de situatie gerust onder ogen
mag worden gezien, doch dat er geen paniek mag worden gemaakt.
De heer Manneke stelt dat er binnenkamers gerust een plan opgesteld kan worden.
De voorzitter antwoordt dat het college zich al beraden heeft over welke maat
regelen getroffen moeten worden, mocht onverhoopt het werk toch niet uitgevoerd
kunnen worden.
Vervolgens schorst de voorzitter de vergadering om de heer van der Sluijs in de
gelegenheid te stellen een motie te formuleren. Na de schorsing komt de heer van
der Sluiis met de volgende motie:
De raad der gemeente Willemstad;
in vergadering bijeen op 10 maart 1981;
■gehoord'