-6- I. aan de minister van Onderwijs en Wetenschappen verzoeken te bepalen dat de enige openbare lagere school in deze gemeente, voor het jaar 1982 bui ten aanmerking zal worden gelaten bij de vaststelling van het bedrag, be doeld in artikel 55ter eerste lid onder a van de Lager-onderwijswet 1920 en dat het aantal leerlingen dezer school niet zal meetellen bij de vast stelling van de bedragen, bedoeld in artikel 55ter, eerste lid, onder b, en tweede lid onder 3 van genoemde wet; II. het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 101, vijfde lid van de Lager- onderwi jswet 1920, dat voor de bijzondere lagere scholen in 1982 beschik baar wordt gesteld, te bepalen op ƒ.455, III. het bedrag waarmede de onder II genoemde vergoeding per leerling wordt ver hoogd, ter bestrijding van de administratiekosten, vast te stellen op 36,50 of zoveel hoger als minimaal door de minister van Onderwijs en Wetenschappen voor 1982 wordt vastgesteld. Wijziging van de Verordening op de heffing van onroerendgoed-belastingen met ingang van 1 januari J982. De heer Manneke zou graag van het college nadere details vernemen die ten grond slag liggen aan de algemene herwaardering. Welke achtergronden hebben het col lege doen besluiten tot een opwaardering die ten opzichte van 1976 een stij- ging laat zien van gemiddeld 30%. De fractie van de V.V.D. kan zich in principe vinden in een voorgestelde trendmatige verhoging van 4%. Gevraagd wordt of in de Brillant in Gouden Delta van november 1981 aandacht besteed kan worden aan dit onderwerp, omdat, naar de fractie van de V.V.D. begrepen heeft, de gemoe deren hier en daar wat verhit zijn omdat mensen denken dat de belastingen met 30% verhoogd worden, terwijl als alles ponds-ponds gelijk verdeeld is de stij ging niet meer dan 4% bedraagt. De heer de Visser stelt dat de heer Manneke precies gezegd heeft wat hij had willen zeggen. De fractie van de P.v.d.A. zou ook graag vernemen hoe de ge middelde stijging van 30% tot stand gekomen is. Gehoopt wordt dat de werkelijke stijging van 4% ook een stijging van 4% zal zijn voor iedereen. De heer van der Sluijs kan geen andere woorden vinden om datgene te verwoorden wat de heer Manneke heeft gezegd. voorzitter zegt dat de raad in oktober 1980 op grond van een wettelijke verplichting besloten heeft tot een hertaxatie van het onroerend—goed ten be hoeve van de onroerend—goed—belastingen. Ingevolge de verordening op de hef fing van onroerendgoed-belastingen moet eenmaal in de vijf jaren de heffings grondslag voor die belasting vastgesteld worden voor een tijdvak van vijf achtereenvolgende belastingjaren. De taxatie heeft laatstelijk plaatsgevonden in 1976. Van 1976 tot heden is er een waardevermeerdering van het onroerend goed geweest. De taxaties zijn verricht door een beëdigd taxateur. Deze taxa teur heeft vergelijkenderwijs vanuit zijn ervaringen de taxaties verricht. Daar heeft noch de raad, noch het college enige invloed op. Het is een objec tieve taxatie die geschiedt op basis van een ambtseed. De vraag kan dan ge steld worden of er indicaties te geven zijn of de taxatie juist is geschied, hiervoor kan gewezen worden op de cijfers van het Centraal Bureau voor de Sta tistiek. Wanneer deze cijfers worden geïndexeerd, zal de stijging in de perio de 1975-1980 ongeveer 76% bedragen met daarna een waardevermindering vanwege het instorten van de koopmarkt van ongeveer 30 tot 35%. De indexcijfers zouden dus een stijging van ruim 40% te zien geven. Het gemiddelde stijgings percentage voor het onroerendgoed in Willemstad ligt hier beneden. Dit is voor de voorzitter een indicatie dat de taxateur op een zorgvuldige wijze heeft geschat. De kans bestaat inderdaad dat er mensen zijn die denken dat de belasting met 30% omhoog gaat. Dit is niet juist. Getracht zal worden een en ander duide lijk uiteen te zetten in de Brillant in Gouden Delta. Iedere eigenaar c.q. gebruiker krijgt een kennisgeving omtrent het bedrag waarop de hem in eigen dom toebehorende c.q. door hem bewoonde woning is getaxeerd. -Er-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1981 | | pagina 138