- rf tfsri r-OH','UC;-: auTS:.. in 1 ro i '1'x;v-j :.:.rj bs 7 <s>i'.:uo e.d '•■t a,'-1'.', n" e.L •;ib :T iub" V'.O'i of: tfU: -> •■'neiU ■to 3'g 1 J 7r r H.9 r.V •a:; -18- De heer de Visser merkt op dat de raad steeds op het standpunt heeft gestaan dat het aantal horecabedrijven niet uitgebreid mag worden. Nu staat het wel of niet verplaatsen van een bedrijf ter discussie. De voorzitter geeft volmondig toe dat het gestelde door de heer de Visser juist is. De voorzitter is er toch niet zeker van of in een verdere procedure een eventueel beroep tegen een weigeringsbesluit ongegrond verklaard zal worden. De heer Munters vraagt zich af wat de raad besluit als de exploitant van café De Delta aan de Stadsedijk verzoekt zich te mogen vestigen in het voor malig graanpakhuis en daarnaast de exploitant van The Small One ook verzoekt zijn horecabedrijf naar het andere leegstaande pand aan de Benedenkade te verplaatsen. De heer Manneke zegt dat er in het eerste geval sprake is van het binnenhalen van een bedrijf dat in het buitengebied is gevestigd. Uitdrukkelijk is steeds gezegd dat binnen de vesting het aantal horecabedrijven niet zal worden uit gebreid De heer Munters stelt dat The Small One, Landpoorstraat 5 dan nooit geweerd kan worden. De heer Manneke is van mening dat dit afhangt van het feit of een monumentaal- pand wordt gerestaureerd dat op instorten staat. De heer Munters stelt dat het instandhouden van het monumentaal pand niet het motief van de verplaatsing is. De heer Manneke zegt dat dit mede in overweging genomen is door zijn fractie. Dit argument weegt behoorlijk. De voorzitter vervolgt zijn betoog en stelt dat de raad uitdrukkelijk geen uitbreiding van het aantal horecabedrijven binnen de vesting wenst. Uitbrei ding is momenteel niet ter sprake. Het gaat nu om de verplaatsing van The Sailor van Voorstraat 50 naar de pakhuizen Benedenkade 9. Wat de voorzitter betreft zijn er twijfels' of in een beroepsprocedure een andere vestiging aan de Benedenkade in een pand dat thans ook een niet realiseerbare bestemming heeft kan worden tegengehouden. Dat is echter ook een kwestie van speculatie. De heren de Visser en Manneke achten die risicofactor minimaal. De voorzitter heeft er alleen op willen wijzen dat het niet zeker is dat die risicofactor afwezig is. Als de risicofactor nadelig uitsvalt voor de gemeente ontstaat er een ontwikkeling die niet meer te stoppen is. Als de pakhuizen niet worden gerestaureerd bestaat de kans dat het pand binnen afzienbare tijd in elkaar valt. Dit vooruitzicht is een belangrijk argument om er voor te pleiten de monumenten een goede bestemming te geven. De heer Manneke verbindt aan zijn standpunt een conclusie die niet in het voorstel van het college teruggevonden wordt De voorzitter geeft de heer de Visser gelijk als deze stelt dat er geen sprake is van uitbreiding. De heer de Visser merkt op dat als nu medewerking tot herziening van het bestemmingsplan zou worden geweigerd er ook gebruik gemaakt kan worden van de mogelijkheden die de Wet Administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen biedt De voorzitter antwoordt dat die conclusie juist is. De laatste zin van het voorstel van het college duidt hierop. Als de raad nu medewerking weigert kan het best zo zijn dat een beroep hiertegen ongegrond verklaard wordt. Indien de raad nu medewerking verleent acht de voorzitter het niet uitgesloten dat als op een volgend verzoek negatief wordt beslist de gemeente zwakker staat De heer Manneke dient namens de fractie van de V.V.D. de volgende motie in: "De gemeenteraad van Willemstad- in vergadering bijeen op dinsdag 8 juli 1980, kennis genomen hebbende van de inhoud van het voorstel van burgemeester en wethouders tot een verzoek om herziening van het bestemmingsplan Vesting Willemstad (agenda punt 10, doorlopend nummer 63), alsmede van de nadere mondelinge toelichting op het voorstel gegeven; -overwegende-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1980 | | pagina 96