mi -J.0- was echter van kracht tot 3i december 1979. Waarom heeft het college toestemming gegeven en/of medewerking verleend om per «september 1979dus tussentijds, het voormalig stadhuis te verhuren aan een derde. Toen had geëist kunnen worden dat eerst de achterstallige huur moest worden voldaan. Ook de inventaris van de Crarierie had als onderpand gevraagd kunnen worden. De heer Voogt deelt namens de fractie van de P.v.d.A. mede dat de medewerking van de gemeente door de heer de Crane is gewaardeerd door het niet betalen van een fors bedrag aan achterstallige huur, dit ondanks herhaalde aanmaningen. Een dergelijke handelwijze kan de gemeente - onder de geschetste onstandigheden niet over haar kant laten gaan en de fractie van de P.v.d.A. wilt het college dan ook zonder voorbehoud in de gelegenheid stellen een rechtsgeding te voeren tot invordering van voornoemde achterstallige huur. De voorzitter antwoordt dat de situatie voor het college verward was toen deze zaak btgon te spelen. Op het moment dat de Winkelsluitingswet 1976 in werking is getreden, krachtens welke wet de Cranerie op zondag gesloten moest zijn, is de heer de Crane onmiddellijk in contact getreden met het college. Hij heeft toen te kennen gegeven dat hij In een verschrikkelijk moeilijke positie was komen te verkeren. Vanwege de verplichte zondagsluiting zou de heer De Crane de exploitatie van de Cranerie niet meer kunnen voortzetten. De exploitatie was grotendeels gebaseerd op de verkoop in het weekend. Voor het college- was dit een moeilijke mededeling. Dank zij de vestiging van de Cranerie had het voormalig raadhuis een goede bestemming gekregen. Door de heer De Crane zijn grote investeringen gedaan om het pand bruikbaar te maken voor het doel waarvoor hij het voormalig raadhuis had gehuurd. Toen duidelijk was hoe de zaak er voor stond is het college met de heer De Crane in gesprek getreden. Als je met elkaar in gesprek treedt, wil dat niet zeggen dat onmiddellijk het mes op tafel wordt gelegd en dat geëist wordt dat eerst betaald moet worden. Het college verwachtte ook niet dat de heer De Crane niet aan zijn verplichtingen zou voldoen. De heer De Crane is daarna op zoek gegaan naar een nieuwe huurder voor de Cranerie en heeft die gevonden. Burgemeester en wethouders hebben altijd begrepen dat de heer De Crane zijn huurverplich.tingen zou nakomen. De heer van den Hil heeft gelijk als hij stelt dat ingevolge de huurovereenkomst de huur per drie maanden betaald moet worden. Echter het gemeentebestuur moet zich ook kunnen verplaatsen in de situatie van de heei De Crane. Hij zat met een totaal ingericht gebouw waarvoor hij geen errplooi meer had. Langs minnelijke weg is het college toen accoord gegaan met het feit dat de heer De Crane een nieuwe huurder zou trachten te vinden. Steeds is echter tegen de heer De Crane gezc-gd dat hij gehouden was aan de huurovereenkomst. Als er geen nieuwe huurder zou zijn, zou het college niet accoord gegaan zijn met het voortijdig beëirdigen van de huurovereenkomst. Toen dt nieuwe huurder bekend was hebben burgemeester en wethouders met de heer De Crane een sluitende afspraak gemaakt. De heer De Crane zou de achterstallige huur voldoen. Nu heeft dt heer do Crane een andere mening over de regeling en betaling van dt achterstallige huur dan het coll ge. Burgemeester cn wethouders houden or aan vast dat De Crane zijn verplichtingen moet rakomen. De heer van den Hil moet zich realiseren dat het college van de een op de andere dag geconfronteerd werd met eer; gesloten Cranerie waarvoor geen emplooi was. Dat was natuurlijk een groot probleem. De heei van den Hil vraagt of er met de nieuwe huurder een betere overeenkomst is gesloten, in die zin dat de huur nu wel vooruit betaald wordt. De voorzitter antwoordt dat de nieuwe huurder per kwartaal achteraf betaalt, Dit was ook zo bij de huurovereenkomst met de heer De Crane. De heer van den Hil constateert dat er dus een huurachterstand was van bijna vier kwartalen. De voorzitter zegt dat het dubieus was wanneer hij de zaak zou overdragen. -De-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1980 | | pagina 110