pc:
,vXi I
O lib 'XC v.,
■:J a.XXjp O VXt
it. if zip TUpfc
:p>d|. p "Axx.lv.
i ,'V ii/iV j.
X- 'O US.. V
J,;:., r ,i:d
pivi.'X.'PIS Vf,v
- 7 -
worden, mede gezien het grote tekort en het feit dat de. tarieven ..voor ver
schillende onderdeken wel erg l^g voorkomen»
De voorzitter deelt mede dat de tarieven die berekend worden uiteraard rede
lijk moeten zijn. Daar zal dan best nog eens over gesproken moeten worden
wat dan wel een redelijk tarief is. Hierbij moet bedacht worden dat een
groot gedeelte van de instellingen die gebruik maken van gebouw Irene dat
doen op basis van een gemeentelijke subsidie. Verhoging van de tarieven zal
ongetwijfeld met zich meebrengen dat ook de subsidienormen voor de verschil
lende verenigingen en instellingen zullen moeten worden opgetrokken.
Het gestelde ten aanzien van de onroerendgoedbelastingen zou de voorzitter
niet direct positief willen beantwoorden» Er was nog ruimte binnen de be
groting voor het doen van kapitaaluitgaven. De voorzitter kan op dit moment
zeker niet zeggen,doordat deze uitgave wordt gedaan de onroerendgoedbelas
tingen in 1980 met 40,000,omhoog moeten.
De heer Manneke zegt dat het alternatief zou zijn dat de belastingen in
1980 met 40.000,verlaagd zouden kunnen worden.
De voorzitter zou zo nog een aantal zaken kunnen noemen die in dit kader
geen doorgang zouden kunnen vinden.
De heer Manneke vindt dat zo'n voorstel op deze wijze moet worden bezien.
De voorzitter laat zich niet verleiden tot het doen van de uitspraak dat
tengevolge van de uitbreiding van gebouw Irene de onroerendgoedbelastingen
omhoog moeten. Dat is een volstrekt verkeerde voorstelling van zaken.
De heer Manneke ziet toch wel een duidelijke relatie. De uitbreiding moet
toch ergens van betaald worden. Het is een kapitaaluitgave.
De heer van den Enden gaat in op het gestelde in artikel 6 f en g van de
geldleningsovereenkomst. Hier staat vermeld:
"f. Geldnemer zal de Stichting niet ontbinden, noch tot statutenwijziging
overgaan dan met goedkeuring van de geldgever;
g» Indien de geldnemer met goedkeuring van de geldgever tot liquidatie over
gaat moet voor de besteding van een eventueel batig saldo vooraf de goed
keuring van de geldgever worden verkregen".
Afgevraagd wordt of het gestelde voldoende is of dat de statuten van de
stichting eventueel gewijzigd of aangepast dienen te worden, want de vraag
komt naar voren welke positie de gemeente inneemt na 25 jaren als de lening
is afgelosto Zijn fractie is van mening dat voor beiden, dus zowel voor de
gemeente als voor de stichting, naar een zo groots mogelijke zekerheid
gezocht moet worden opdat er later geen narigheid ontstaat.
De voorzitter zegt dat met andere voorden dat de heer van den Enden sugge
reert om hetgeen bepaald is in artikel 6 van de geldleningsovereenkomst
niet alleen in overeenkomst te doen opnemen, maar ze ook op te nemen in de
statuten van de stichting. Dat zou betekenen dat een amendement wordt toegevoegd
aan het voorstel in die zin dat aan de voorwaarden waaronder het stichtings
bestuur geld kan lenen wordt toegevoegd een voorwaarde waarin wordt gesteld
dat de statuten op een daarin aangegeven wijze moeten worden aangepast.
De heer van den Enden zegt dat zulks zo zou kunnen, doch adviseert de over
eenkomst juridisch te laten bekijken of een en ander nodig is en zo ja dat
het dan ook juist geschiedt.
De voorzitter wijst er op dat het altijd mogelijk is als gemeente bij het
verstrekken van gelden en bij het geven van een geldlening daaraan voorwaar
den verbindt, die strekken tot meerdere zekerheid van de gemeente. Het is
niet ten onrechte dat de heer van den Enden opmerkt dat het best eens zou
kunnen zijn dat na 25 jaar, de gemeente zegt: er zoveel is geïnvesteerd en
er is zoveel bijgedragen in de tekorten, dat de gemeente wilt dat ook na
die periode de invloed op de exploitatie van het gebouw merkbaar blijft.
-Dan-