- 3 -
daarbij behorende toelichting overeenkomstig de gemeenschappelijke rege
ling worden overgelegd;
11. brief van het dagelijks bestuur van het Woonwagenschap Westelijk Noord-
Brabant van 25 juni 1979 met betrekking tot de rekening 1976 van het
schap;
12. brief van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Vuilverwerking
Roosendaal waarbij de ontwerp-begroting voor het dienstjaar 1980 overeen
komstig de gemeenschappelijke regeling wordt overgelegd;
13. brief van het dagelijks bestuur van het Streekgewest Westelijk Noord-
Brabant van 3 juli 1979 waarbij een exemplaar van het vastgestelde jaar
verslag 1978 wordt toegezonden;
14. idem van 18 juli 1979 waarbij het ontwerp-gewestraadsbesluit tot 5e
wijziging van de gewestelijke begroting voor het dienstjaar 1979 overeen
komstig de gemeenschappelijke regeling wordt overgelegd;
15. idem van 26 juni 1979 waarbij de vastgestelde gewestelijke begroting voor
het dienstjaar 1980 overeenkomstig de gemeenschappelijke regeling wordt
overgelegd;
16. idem van 3 juli 1979 met betrekking tot de herziening van het streekplan
West-Brabant
17. brief namens het bestuur van de staf van het Vormingsinstituut West-Bra
bant van 2 juli 1979 waarbij het inhoudelijk verslag over de jaren 1977
en 197 8 wordt aangeboden
18. brief van de minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 20 juli
1979 naar aanleiding van de motie van de raad met betrekking tot de kern
centrales te België;
19. brief van burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk van 15
mei 1979 waarbij een motie van de raad dier gemeente wordt overgelegd
met betrekking tot de verlaging van de materiële uitgaven onderwijs in
het kader van Bestek *81.
De heer van den Hil vraagt naar aanleiding van punt 9 of de ruilverkavelings
commissie akkoord kan gaan met het bouwplan van de heer Maat.
De voorzitter antwoordt dat dit een zaak is tussen de heer Maat en de ruil
verkavelingscommissie. Uit geruchten uit de vierde of vijfde hand heeft de
voorzitter gehoord dat er inderdaad over-eenstemming zou zijn bereikt, maar
dit hebben wij niet zwart op wit.
De heer Tuinman merkt over punt 18 op:
"In de vergadering van 8 mei 1979 heeft de raad unaniem de gewijzigde versie
van de door mij ingediende motie aangenomen, waarin het college van burge
meester en wethouders werd verzocht met onmiddellijke ingang bij de minister
van Volksgezondheid en Millieuhygiëne aan te dringen op het ontwikkelen van
initiatieven, die op korte termijn moesten resulteren in een behoorlijk funk-
tionerend internationaal rampenplan. Bovendien werd de wens uitgesproken dat
de minister spoedig de resultaten zou bekend maken van het overleg dat hij met
zijn Belgische collega had gevoerd.
Het antwoord van de minister ligt nu voor ons, en mijn fraktie is er niet ge
lukkig mee. Er wordt gesproken over het op elkaar afstemmen van de wederzijd
se alarmregelingen. Er wordt gezegd dat het uiteindelijk de bedoeling is dat
een gecoördineerd waarschuwingssysteem ervoor zal zorgen dat de vereiste maat
regelen getroffen kunnen worden en hulp geboden kan worden.
Verder wordt er vrij uitvoerig stil gestaan bij het feit dat er en welke
besprekingen gaande zijn.
Het is leuk dat de minister de moeite heeft genomen zo'n uitgebrèide brief
te schrijven, maar er staat niet zo veel in. De inhoud behelst een gedeelte
lijke beantwoording van het tweede gedeelte der motie. Aan het eerste gedeel
te komt de bewindsman niet eens toe: de besprekingen zijn gaande, gaat u
-rustig-