9 -14- met het beleid dat wel of niet gevoerd wordt. Bij de opsomming van zich aan dienende objecten hebt u zelf al geconstateerd dat er waarschijnlijk meer wensen en verlangens zijn. Dat de raad de prioriteit of de urgentie voor de diverse investeringen dient te bepalen, is duidelijk. De achterliggende gedachte van onze opmerkingen is dat wij vrezen dat de druk op de gemeentelijke financiën dusdanig zal toenemen in de komende jaren dat u er niet aan ontkomt om de onroerend goed-belasting te verhogen. Tijdens de algemene beschouwingen van verleden jaar hebben wij u opgeroepen waakzaam te zijn. We hebben u gevraagd ervoor op te passen dat u niet in de positie komt te verkeren de onroerend goed-belas ting in de toekomst fors te moeten verhogen bij ongewijzigd beleid door de regering Van Agt-Wiegel. Nu "Bestek »81" failliet is verklaard en aan de haalbaarheid van de resulta ten ervan zelfs in sommige regeringsvriendelijke kringen getwijfeld wordt, heeft de regering haar toevlucht gezocht in gewijzigd beleid. Volgens onze fractie komt u daardoor eerder in de door ons geschetste positie te verkeren dan u verwacht. Nogmaals maken wij u erop attent dat u van onze kant geen voorstel tot ver hoging van de onroerend goed-belasting hoeft te verwachten. De strekking van onze opmerkingen is veeleer dat de fractie van de Partij van de Arbeid u waarschuwt. Komt u in de komende jaren met aanzienlijke verhogingen van de onroerend goed-belasting voor de dag, dan zouden wij daar weieens grote moeite mee kunnen hebben. Wij geven u nogmaals in overweging of een systeem van geleidelijkheid niet verre te verkiezen is boven een systeem van schoksge wijze verhogingen. Van het regeringsbeleid behoeft volgens ons niet veel te worden verwacht. Bijlagen bij de begrotingen bevestigen die indruk. Hoewel er absoluut gesproken een iets hoger bedrag uitrolt dan verleden jaar, is het percentage aan rijksbijdragen in de gemeentelijke inkomsten gedaald. In uw inleiding zegt u dat uit de circulaire van 21 juni 1979 van de minister van Binnenlandse Zaken blijkt dat het trendmatige volume-accresevenals in 1979, 2,35% bedraagt. De fractie van de Partij van de Arbeid meent er goed aan te doen er nogmaals aan te herinneren dat de volume-accres verleden jaar door de regering aanzienlijk is beperkt. Het had dus van meer werkelijkheids zin getuigd als geconstateerd was dat de beperking gehandhaafd blijft. De regering gaat, gezien de huidige verwachtingen ten aanzien van de econo mische ontwikkelingen en gezien de resultaten van de bestrijding van de in flatie, voor 1980 uit van algemene salarismaatregelen van 3,5% en een prijs stijging van 2%. Hoewel het hier gaat cm een veronderstelling, getuigen deze percentages van een onverantwoord optimisme. De doelstelling voor 1979 is ook niet gehaald. In de eerste elf maanden van dit jaar is het prijsindexcijfer al boven die doelstelling uitgestegen.De stijging zou zelfs hoger geweest zijn, ware het niet dat de gevolgen van de duurdere olie pas op de langere termijn zichtbaar worden. Voor 1980 raamt de regering nu een prijsindexcijferstijging van 5,5 h 6%, maar dan mag de inflatie slechts weinig toenemen. En vergeleken met het peil van 1978 stijgt de inflatiegraadEn of er snel verdere stijgingen komen, dient te worden afgewacht. De veronderstellingen van de regering zijn dan ook onzes inziens gebouwd op drijfzand. De rijksvergoedingen voor het onderwijs zijn ontoereikend .Dat dit jaar in jaar uit een vast onderwerp van bespreking en kritiek is, belet ons niet er toch enige opmerkingen aan te wijden. Wat doet de minister van Onderwijs? Hij erkent de ontoereikendheid van de onderwijsvergoedingen en stelt vervolgens geen extra middelen voor de gemeen ten beschikbaar. Zo komt men er nooit uit. In de nota van aanbieding zegt u dat u niet wilt ontkennen dat aan het tekort in de sector onderwijs een zekere mate van eigen beleid ten grondslag ligt. Dat zei Wiegel verleden jaar ook en iets meer aangescherpt, namelijk - en nu -citeer-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1979 | | pagina 137