- 8 - Indien de raad meent dat beantwoording - gezien de aard van de vraag - in eerste instantie door een lid van het college van burgemeester en wethouders dient te geschieden kan hij die vraag door een lid van dat college doen beantwoorden, 7» Na beantwoording kunnen de overige raadsleden desgewenst aan de discus sie deelnemen» 8. Ieder raadslid zal bij de discussie een tijdslimiet van twee minuten per vraag in acht nemen. Hetzelfde geldt voor de vragenstellers vanaf de publieke tribune, indien zij de gelegenheid krijgen hun vraag nader toe te lichten of af te ronden» 9. Indien er geen of weinig vragen van uit het publiek komen, kan vanuit de gemeenteraad zelf desgewenst een onderwerp ter discussie worden gesteld. 10. Deze regels gelden voor êên jaar; zij worden stilzwijgend verlengd ten zij de raad anders beslist» Vragenlijst nieuwbouw en vernieuwbouw van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, De heer Tuinman heeft de brief gelezen die bij de stukken in de raadsporte- feuille ter inzage lag. De bewindslieden van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening vinden dat de vaststelling van de vragenlijst gedragen zou moeten worden door een uitspraak van de gemeenteraad om op die wijze vorm te geven aan de betrokkenheid van de raad. Zoiets vindt de heer Tuinman prachtig. Maar verder in de brief ontkrachten de bewindslieden eigenlijk hun eigen streven een beetje door te stellen dat dit jaar ook vragenlijsten die niet door de raad zijn vastgesteld voor een principe-toekenning van financiële steun in aanmerking komen» De heer Tuinman ziet het eigenlijk niet zo zitten. Hij heeft de cijfers gezien op de specificatie van de nieuwbouw en de ver nieuwbouw» Hij heeft daar kennis van genomen» Er bestond geen mogelijkheid de cijfers te controleren. De heer Tuinman heeft er geen behoefte aan om wantrouwen uit te spreken» Hij gaat er mee accoord op basis van vertrouwen en ook vanwege het feit dat er geen consequenties aan verbonden zijn. Wel wordt verzocht indien volgend jaar de vragenlijst in een wat concretere vorm naar voren komt, wat meer vorm aan de betrokkenheid van de raad te geven. De voorzitter deelt mede dat beantwoording door de raad nog niet wettelijk is geregeld. De minister heeft dit jaar toch al verzocht de raad bij de vaststelling van de vragenlijst te betrekken. Het college was van mening dat het een goede zaak was de vragenlijst voor te leggen aan de raad» De raad weet op deze wijze welke gedachten bij de bewindslieden leven en waarmede het gemeentebestuur in de toekomst geconfronteerd gaat worden. Het is door het ministerie hoofdzakelijk gedaan omdat de indruk bestaat dat de cijfers die overgelegd worden niet altijd hard zijn. Dat zou best kunnen. In ogenschouw moet ook genomen worden dat er gesproken wordt over cijfers voor 1980 1981 en 1982 en een bestemmingsplan waarvan omtrent de uitwer king nog niets bekend is. Het is begrijpelijk dat de cijfers niet hard kun nen zijn. Op dat punt kan het gemeentebestuur de bewindslieden ook niet helemaal tegemoet treden. Gehoopt wordt dat het college volgend jaar in de gelegenheid is, de raad wat nauwgezetter te informeren over wat er met de vragenlijst wordt beoogd en wat er achter zit» Zonder verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeen komstig het voorstel van het college de vragenlijst nieuwbouw en vernieuw bouw ten behoeve van het Ministerie van Vollcshuisvesting en Ruimtelijke Ordening voor 1980 tot en met 1982 vastgesteld. Vaststelling van het bedrag per leerling voor. 1980 ten behoeve vanJiet basisonderwijs Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming besloten: I» het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 55bis eerste lid, van de Lager-onderwijswet 1920, dat in 1980 beschikbaar wordt gesteld voor de openbare school voor gewoon lager onderwijs te bepalen op 432,40; -II-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1979 | | pagina 111