-3-
Reorganisatie binnenlands bestuur»
De heer van den Enden zegt het volgende: "Hijneer de voorzitter. Ik vraag me
af wat de heer de Gaay Fortman destijds bewogen heeft om te komen met een
voorstel tot reorganisatie van binnenlands bestuur. Ik geef direct toe dat ik
niet alles heb gelezen wat daarover is gepubliceerd en wil, noch kan dan ook
oordelen over het nu voorz£>ns liggende plan, maar ik heb toch zo mijn ge
dachten daarover. Ik denk dat de vernieuwing tegen wil en dank hier ook een
rol speelt. Mogelijk is het ook dat de minister ook op wat persoonlijke eer en
roem uit was teneinde in de geschiedenis als de grote vernieuwer van bestuur
te kunnen worden vermeld; ik verdenk de huidige minister daar ook wel een
beetje van. Uiteraard gedachten die opkomen in het brein van een eenvoudige
ziel zoals ik ben. Ongetwijfeld zijn er meer eenvoudige zielen die zich af
vragen waarom dat nu moet gebeuren. Ik vraag mij af, zijn ooit de duidelijk
aanwijsbare bezwaren van het huidige bestuur concreet en voor eenieder duide
lijk op een rijtje gezet. Ik denk van niet, want men zit te dubben over aan de
provincie toe te bedelen taken en bevoegdheden en hoe die het best zouden
kunnen worden uitgevoerd. Men weet dus blijkbaar niet waar men aan moet gaan
werken. Men schrijft dat met decentralisatie ernst wordt gemaakt, maar ik denk
dat het voor velen niet duidelijk is dat decentralisatie zonodig moet.
Misschien uit oogpunt van werkgelegenheid? Best, maar zou een grotere bemanning
van dfi provinciehuizen daartoe dan ook niet kunnen bijdragen. Dan zou er toch
ook een vlottere afwerking van zaken kunnen plaats hebben, zowel op centraal
als op niet-centraal niveau. Het zijn zomaar gedachten. Grote onduidelijkheid
bestaat er ook met betrekking tot de financiële verhoudingen tussen ïtijk,
provincie en gemeenten. Evenmin is duidelijk wat het allemaal gaat kosten.
Hoeveel nieuwe provinciehuizen zullen moeten worden gebouwd met ook weer meer
personeel en het niet te verwaarlozen onderhoud daarvan. Daarover is in het
geheel niet gesproken en dat is toch iets wat de belastingbetaler het meest
interesseert. Als de minister daar eerst eens mee komt, dat heeft ook de ge
wone man die het toch ook mede op zal moeten brengen, enig inzicht. In deze
tijd, met zijn groot aantal werkelozen en andere door allerlei oorzaken niet
meer aan het arbeidsproces deelnemende lieden, met de grote tekorten op de
rijksbegrotingen, de daarmede gepaard gaande noodzakelijke bezuinigingen, in
zulk een tijd komen met een wellicht miljarden verslindende zaak als deze,
waarvan de noodzaak naar mijn mening niet eens is aangeduid, meneer de voor
zitter, ik wil niet oneerbiedig zijn, maar het lijkt mij op zijn zachts ge
zegd toch ongewenst, om het woord absurd niet te gebruiken. Laat men in den
Haag eerst maar eens orde op financiële zaken stellen voor men aan iets begint
waarvan naar mijn mening nog maar weinigen het nut van inzien. Ik weet wel dat
er verschillende grote steden zijn die dolgraag provinciale hoofdstad willen
worden en dat van daaruit wel de nodige en zeker niet te onderschatten druk
zal worden uitgeoefend, maar als dat ook in de overweging ligt en zeker mee
zal spelen in het voorstel tot reorganisatie, dan lijkt het mij nog ongewen—
ster dan het mij nu al voorkomt. Dit meneer de voorzitter zijn zo mijn ge
dachten over de voorgestelde reorganisatie van het binnenlands bestuur. Ik
ben blij dat ik dit eens in het openbaar heb kunnen zeggen.
De heer Manneke wijst er op dat het hele voorstel tot reorganisatie van het
binnenlands bestuur hier niet aan de orde is» Alleen in het voorstel van het
college aangehaalde passages zijn aan de orde.
De voorzitter merkt op dat ook die passages deel uitmaken van de visie over
de reorganisatie van het binnenlands bestuur. Derhalve wil de voorzitter toch
wel enkele opmerkingen plaatsen naar aanleiding van het hartstochtelijke plei
dooi van de heer van den Enden. Als de ontwikkelingen de laatste jaren nage
gaan worden^blijkt dat schaalvergroting mode is geweest; het zou zakelijk en
efficiënt zijn. Er is veel gesproken over de versterking van het binnenlands
bestuur op locaal niveau. Er zijn en worden nog steeds gemeenschappelijke re
gelingen in het leven geroepen, er zijn gewesten gevormd. Van de andere kant
wordt gezegd dat het bestuur dichter bij de burger gebracht moet worden. Zo
wordt in de stukken gepleit voor decentralisatie naar de basis toe en aan de
andere kant naar sterkere bestuurlijke eenheden. Vandaar is er gekozen voor
de bestaande driedeling. De zogenaamde vierde bestuurslaag is van de baan. Het
aantal provincies zal vergroot worden en de gemeenten versterkt. Steeds weer
-wordt-