I
-6-
De heer de Visser gaat vervolgens op de antwoorden van de voorzitter in.
De heer de Visser is blij dat er aan een rampenplan tot ver voorbij de
Volkeraksluizen wordt gewerkt. Hij informeert of de voorzitter iets anders
op het oog heeft nu gebleken is dat de hondentoiletten niet voldoen»
Wellicht is wat begroeiing met zand erin op een centraal punt met een te
gelpad daar naar toe een oplossing,
De voorzitter antwoordt dat de plannen voor een tegelpad in een vergevor
derd stadium verkeren* Wanneer dit pad is aangelegd ontstaan er vanzelf
aparte groenstroken. De banken die in de groenstroken komen te staan zijn
reeds aangekocht.
De heer de Visser meent dat wanneer de raadsleden de notulen van de ver
gaderingen van de gewestraad toegestuurd krijgen ze voor gedane zaken
staan, In de volgende gewestraadvergadering komt de kernenergie aan de
orde. Dit is een belangrijke zaak. Het gewest heeft wel een redelijk
standpunt ingenomen, maar zijn vraag is op welke manier een raadslid de
agendapunten kan beïnvloeden. Kerncentrales, zaken met betrekking tot een
vliegveld vindt hij punten voor de gehele raad.
De voorzitter antwoordt dat de gedane afspraak nog steeds van kracht is.
Het raadslid dat er behoefte aan heeft moet contact opnemen met de afge
vaardigde van de raad om over de betreffende punten te spreken.
De heer de Visser dacht dat de afgevaardigde over belangrijke zaken con
tact zou opnemen met de overige raadsleden. Nu begrijpt hij dat niet ver
wacht kan worden dat het lid van de gewestraad naar de andere raadsleden
komt.
De voorzitter vindt dat de heer de Visser de zaak omdraait. Wanneer de af
gevaardigde geen verzoek van een raadslid ontvangt, onderneemt hij zelf
geen stappen.
De heer de Visser vraagt naar het standpunt van het plaatsvervangende lid,
de heer van den Enden.
De heer van den Enden begrijpt beide antwoorden. Hij bevestigt de afspraak
waarover de voorzitter sprak. De raad wist in eerste instantie echter niet
wat er in de gewestraad aan de orde zou gaan komen. De discussie is nu: hoe
kan een raadslid dat geen lid is van de gewestraad zijn invloed hierop uit
oefenen. Zo noemt de heer van den Enden de studie over de openluchtrecreatie.
Het gemeentebestuur deed hieraan mee, doch zou er niet aan betalen.
De voorzitter zegt dat de gemeenteraad zelf hiertoe heeft besloten.
De heer van den Enden zegt dat het de bedoeling van de heer de Visser is dat
de afgevaardigde in de gewestraad niet zijn eigen gedachte maar het ge
voelen van de raad kenbaar moet maken.
De voorzitter onderschrijft dit helemaal doch zegt dat er zijns inziens
nooit behoefte heeft bestaan aan wederzijdse contactuitwisseling, anders
waren de raadsleden overeenkomstig de afspraak wel naar het lid in de ge
westraad toegekomen.
De heer de Visser vindt het moeilijk om belangrijke beslissingen zonder
raadpleging van anderen zelf te nemen. Hij zou niet graag de raad vertegen
woordigen in de gewestraad zonder het standpunt van de gehele raad in
belangrijke beslissingen te kennen.
De voorzitter vraagt of de heer van den Enden er voor voelt om ieder raads
lid vooraf apart zijn mening te vragen over de te behandelen punten in de
gewestraad.
De heer van den Enden vindt dat de belangrijke punten door de raadsleden
op de gemeente-secretarie ingezien kunnen worden» Het is ondoenlijk om
ieder raadslid apart af te gaan.
De heer de Visser informeert of de heer van den Enden het zelfde standpunt
huldigt als de voorzitter.
De heer van den Enden bevestigt dit.
Met betrekking tot het treffen van voorzieningen voor de invalide medemens
deelt de heer de Visser mede dat er door het Rijk 20 miljoen gulden voor
dit doel beschikbaar is gesteld. Wellicht dat de P.T.T. hiervan gebruik kan
maken voor het postkantoor.
De heer de Visser dacht juist dat de raad niet om politieke redenen een
besluit over de stichting van een openbare kleuterschool had genomen.