a - 6 - dat, hangende de schorsing, uitgevoerd zou worden» a. Is het waar, zoals uit krantenberichten blijkt, dat het college van burgemeester en wethouders eind maart van dit jaar van de zijde van de Kroon uitslag heeft gekregen betreffende het ingestelde onderzoek? b. Zo niet, hoe is het dan mogelijk dat ter plaatse de bouw voortgang vindt? c. Zo ja, waarom is de Rxad daarover niet door het college ingelicht zoals uitdrukkelijk was verzocht en toegezegd? d. Is het waar dat het bouwplan dat momenteel wordt uitgevoerd, in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan? e. Is het dan eveneens waar dat de bouwvergunning door uw college op onwettige wijze is afgegeven? f. Is het ook waar dat gedeputeerde staten van Noord-Brabant ernstige bezwaren hebben geuit tegen de door het college in deze gevolgde procedure? g. Kan het college uitdrukkelijk toezeggen dat het toekomstig gebruik van de opstallen conform de huidige bestemming zal zijn, te weten bedrijfsruimte voor ambachtelijk bedrijf met bedrijfswoning? voorzitter antwoordt dat het college van a» burgemeester en wethouders kennis heeft genomen van de uitslag van het onderzoek door de Kroon via het Staatsblad no# 167 van 1977# c. Verzuimd is inderdaad het Staatsblad bij de ingekomenstukken van de raad te deponeren. Zo de heer Manneke dit wenst, kan hij alsnog het betreffende staatsblad op de gemeente-secretarie komen inzien# d# In het Koninklijk Besluit tot opheffing van de schorsing wordt overwogen 1dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende be stemmingsplan 5 2# dat daarvoor een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in ar tikel 50 tiende lid onder a van de Woningwet benodigd was van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg; 3# in de gegeven omstandigheden geen termen werden gevonden om tot vernietiging over te gaan, omdat alle bevoegde instanties tegen het bouwplan geen bezwaar haden en (desverzocht) aan de uit voering medewerking (zouden) hebben verleend# e# Letterlijk schreef de Directeur Monumentenbeheer van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg op 12 maart 1976: "Ik ben mij ervan bewust dat dit ontwerp een kleine afwijking inhoud(t) van onze wensen ten aanzien van het ontwerp-bestemmings- plan# Ik meen evenwel dat deze afwijking van zo geringe aard is dat hierin geen aanleiding kan worden gevonden om mijn medewerking aan het plan te onthouden"# f« De kwestie is uitvoerig met de Provinciale Griffie besproken, als mede met ambtenaren van het Ministerie van Volkshuisvesting# De vraag of de gedeputeerde staten van Noord-Brabant "ernstige" bezwa ren hebben geuit tegen de door ons college gevolgde procedure moet dan ook ontkend worden# g# Wat dit laatste betreft vraagt de heer Manneke naar de bekende weg. De vorige eigenaar van de scheepswerf heeft zijn bedrijf doen liquideren. Deze heeft toen op grond van de Deltawet een uitkering ineens ontvangen. Door het accepteren vande uitkering was het onmo gelijk om dit bedrijfje te blijven uitoefenen# Derhalve kan niet gegarandeerd worden dat er ter plaatse wederom een ambachtelijk bedrijf gevestigd wordt# De heer Manneke zegt dat het onderhavige terrein een bedrijfsterrein blijft. -De voorzitter-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1977 | | pagina 40