- 4 -
te ondersteunen zodat de heer van de Werken, ter plaatse zijn bedrijf
kan blijven uitoefenen. Hij vindt het vreemd dat het magazijntje in
zijn huidige vorm wel gehandhaafd kan blijven, doch dat het niet uit
gebreid mag worden omdat het straatbeeld ter plaatse verbeterd moet
worden. Aan de achterkant bijbouwen is ook niet toegestaan. Op deze
manier is er dus niemand mee gediend.
De heer Versteeg is het volkomen met de heer de Visser eens. Boven-
gemeentelijke instanties beperken de mogelijkheden voor het college#
Hij is van mening dat burgemeester en wethouders alles gedaan hebben
om een oplossing te vinden. Hij verzoekt zodra er een kans is de heer
van de Werken alle medewerking te verlenen.
De heer van den Enden zegt dat uit de toelichting blijkt dat het
college ontheffing kan verlenen van de geldende bepalingen. Er is wel
een aanwijzing tot beschermd stadsgezicht maar er is nog geen rechts
geldig bestemmingsplan. Door het bouwplan voor te leggen aan de Rijks
dienst voor de Monumentenzorg heeft het college van burgemeester en
wethouders zelf om moeilijkheden gevraagd. Of door de uitbouw van het
magazijn geweld wordt aangedaan aan het beschermd stadsgezicht
betwijfelt de heer van den Enden want het uitzicht op het bouwwerk
wordt door beplanting aan het oog onttrokken. De mening van de Hoofd
directeur van de Rijksdienst vindt de heer van de Enden prachtig ge
formuleerd maar nietszeggend. Hij vraagt zich af hoe de Hoofddirec
teur de grondbult aan de Oostdijk vindt waaronder de persleiding van
Camping Bovensluis ligt. Die bult valt langs alle kanten in het oog
en hierdoor wordt het beschermd stadsgezicht zijns inziens juist wel
geweld aangedaan. Hij vindt dat er dus met twee maten gemeten wordt.
Er is nog geen geldig bestemmingsplan en de schending van het stads
gezicht is minimaal. De heer van de Werken wordt zo ook belemmerd in
de uitoefening van zijn bedrijf. Hij vindt dat ontheffing verleend
moet worden van de bepalingen van het geldende plan. Voorts acht de
heer van den Enden het beroep wel gegrond.
De voorzitter antwoordt dat de heer van de Werken niet officieel door
een commissie ad hoc is gehoord maar dat er verschillende malen door
de heer van de Werken met ambtenaren van gemeentewerken en van de
secretarie, met de stedebouwkundige, met Monumentenzorg en de toen
malige voorzitter van het college, diepgaand over het bouwplan en
de problemen gesproken is. De gegevens van de hogere instanties waren
zo hard dat er geen mogelijkheid is om hieraan voorbij te gaan; wij
moeten nu eenmaal de bouwplannen aan Monumentenzorg voorleggen zolang
er geen definitief bestemmingsplan is vastgesteld en goedgekeurd.
Hij geeft de raad de verzekering dat het college van burgemeester en
wethouders niet tegenover de heer van de Werken staat maar n&Ast hem.
In het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Vesting Willemstad is
het magazijn aangegeven in de grootte zoals het zou worden na de
door de heer van de Werken gewenste verbouwing en heeft het de bestem
ming bedrijfspand gekregen. Verder kan de gemeente op dit moment
heus niet gaan. De bezwaren van de minister van Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk Werk/ Monumentenzorg en van de minister van Volks
huisvesting en Ruimtelijke Ordening richten zich niet tegen de vorm
geving. Ook bij een andere vormgeving zal het bouwplan in hun ogen
evenmin geen genade vinden. De bezwaren van Monumentenzorg en de
minister richten zich tegen de bestemming. Volgens genoemde ministers
dient het pand de bestemming VWoondoeleinden" te krijgen. Het gemeente
bestuur kan aan die bestemming niet tornen. Wat de opmerkingen van de
heer van den Enden betreft deelt de voorzitter mede dat door de aan
wijzing tot beschermd stadsgezicht het college ingevolge het bepaalde
- in de -