a - 3 - van de mogelijkheden dan voor verruiming. De heer van den Enden vraagt welke diensten het C.I.V.O.B. de gemeenten gaat verlenen. De deelname aan de nieuwe gemeenschappelijke regeling gaat de gemeente het eerste jaar niet meer kosten dan wat nu betaald wordt aan de bestaande organi saties. Dat is meestal bij nieuwe gemeenschappelijke regelingen! Bin nen de kortste keren zal het gemeentebestuur wel een andere nota gepre senteerd krijgen. De heer van den Enden kan wel met de nieuwe regeling instemmen als blijkt dat een betere opleiding voor de mensen is ge waarborgd. De vakbonden, die eerste belanghebbende zijn en die hier over zelf het beste kunnen oordelen, staan ook nogal kritisch tegenover het C.I.V.O.B. Het is de heer van den Enden uit niets gebleken dat er iets goeds en nuttigs uit het C.I.V.O.B. zal voortkomen, daarom wil hij geacht worden tegen dit voorstel te hebben gestemd. De heer Manneke informeert of wanneer de gemeente geen studenten heeft, zij toch gebonden is een bepaalde bijdrage te verlenen aan het C.I.V.O.B De voorzitter vindt de bezwaren van de heer van den Enden teleurstellend Hij ziet het C.I.V.O.B. met vertrouwen tegemoet. De taak van het nieuwe instituut is coördinatie bevorderen,samenwerking, bevorderen, deskun digheid en voorkomen van doublures. De voorzitter kan niet garanderen dat door het C.I.V.O.B. de opleidingen direct°len hoger peil worden gebracht. Hij vindt echter wel dat het nieuwe instituut een eerlijke kans gegeven moet worden. De nieuwe regeling wordt niet duurder dan de reeds bestaande. Vanneer de gemeente geen studenten heeft, en hiermede beantwoordt hij de vraag van de heer Manneke, is geen cursus geld verschuldigd, maar alleen een vaste bijdrage, die gelijk is aan de bijdrage van de andere regelingen die door de oprichting van het C.I.V.O.B. tot het verleden behoren. De heer van den Enden vindt dat de taakstelling mooi klinkt, doch dat is meestal zo bij een gemeenschappelijke regeling. Hij merkt nog op dat de bestuursscholen binnen het C.I.V.O.B. zelfstandig blijven func tioneren en dat de bijdrage hiervoor ook rechtstreeks aan deze scholen zal moeten blijven worden voldaan. Zonder verdere beraadslaging en met de stem van de heer van den Enden tegen wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten met de staten van de provincies, de raden van de gemeenten en de algemene besturen van de bestuursscholen een gemeenschappelijke regeling Centraal Instituut Vorming en Opleiding Bestuursdienst te treffen. Voorziening weigeren bouwvergunning. De heer Manneke vindt de voorliggende zaak een erg moeilijk probleem. De heer van de Werken is in beroep gegaan nadat in eerste instantie door het college van burgemeester en wethouders een vergunning is geweigerd. Hij vraagt of er een commissie ad hoe ingevolge het bepaal de in de Bouwverordening is geweest en of de heer van de Werken door deze commissie is gehoord. Nu wordt een Willemstadter ten gevolge van de de architectuur van het stadje belemmert in de uitoefening van zijn bedrijf. Hij vraagt zich af of er geen acceptabele oplossing is. Hij gelooft dat burgemeester en wethouders in het kader van hun mogelijk heden in een gewijzigd bestemmingsplan de heer van de Werken tegemoet kunnen komen. Hij merkt, vooruitlopend op een vraag uit de rondvraag, nog op dat door het college eerder in strijd met het bestemmingsplan een bouwvergunning is verleend. De heer de Visser zegt uit het voorstel begrepen te hebben dat het praktisch uitgesloten is dat de raad aan een en ander nog iets kan doen. Hogere instanties hebben reeds een uitspraak gedaan. Het heeft weinig zin om daar tegen in te gaan. Hij vraagt of er alternatieven zijn en als deze er zijn verzoekt hij het college deze zo goed mogelijk -te ondersteunen-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1977 | | pagina 37