.m*- 0915 rs. x-... o.t «L Pi .Iaat) 100 rav:': - j"3f ob-lo bnorf 3b .icv .9- 1.'v- ''-■■■■' .1 v -.c.:, .in 9É> ipvt-tld I' eniiaovdii/ 9 .Wïïii si ?rc -craa/nag V-./.-.i» i,f.\ flC3 j V-J 11X5% xHvp&iO ptfea-ip* a BsjslaujtiJe; trials 7 c b 5 ;f •re tss$ffl Jjj* 1 'ic ft I f/ïMfs ikjO abn - alA -7$jj a-.- deep t/sv .xq 9TtBtiQlv xT9D r, in: ;f Ji f x V MSV Isjtfi .ibTsV »etabjjDfij'j n-> im/qbruiJa igrf nev ;^r. •Xrlsi 11 '..tfi'to a rrr r> - n f - -t r<r 3.x .',xv 9. Lg.-Jatfi 'tl;,v 'I'..-.■-. ;ïë/W ...l f 'Ï0V »<3 H.' '-b Sffr.Kc:i -11- ètuursstruktuur als streefmodel met inachtname van de huidige wildpoei van regelingen, benevens de eisen te stellen een demo- kratische controle". Ik ben het met hem eens dat een flexibel kader meer funktioneel kan zijn dan een juridisch opgezet kader. Hij zegt: "dat houdt meer mogelijkheden in voor een gedemocratiseerd bestuur, waarbinnen met name het lokale bestuur een specifieke verantwoorde lijkheid kan dragen, niet alleen voor typisch lokale voorzieningen, maar ook voor de uitvoering van die voorzieningen, die op een hoger bestuursnivo wenselijk worden geoordeeld. De aanpak van beraads— groep knelpunten harmonisatie welzijnsbeleid en welzijnswetgeving spreekt mij in dit verband erg aan." Ik kan daar volledig meer in stemmen. De heer Einmahl zegt overtuigd te zijn van de noodzaak om op voortvarende wijze tot veranderingen in de bestuurlijke opzet te komen. Wel, die overtuiging heb ik niet, maar wie ben ik. Als die aanwezig is, maar dat kan ik niet beoordelen, dan ben ik het eens met zijn pleiten voor een benadering, die het streefmodel op zich niet in gevaar brengt, waarmee ik bedoel, dat de minister niet het geheel intrekt en er verder niets meer aan doet. Zulks een benadering kan dan wel een vertraging opleveren, maar is altijd nog beter dan een overhaasting. Nu is het zo, dat de gevolgen van de b es tuur sv er— nieuwing voor burger en bestuurder niet alleen niet duidelijk, maar zelfs niet te overzien zijn. Zolang in het concept niet de taken van de nieuwe provincies worden aangeduid is het niet bekend welke gevolgen deze reorganisatie zal hebben. Komende tot een principe- uitspraak ben ik met de heer Einmahl van mening dat we bereid moeten zijn op basis van een aantal uitgewerkte uitgangspunten, zo nodig nieuwe wegen op te gaan, als de noodzaak tot bestuurshervorming werke lijk aanwezig is. Ik zeg nu geen ja tegen het voorstel tot bestuurs hervorming, maar ook nog geen nee. De minister zal heel wat duide lijker moeten worden en vooral ook op het gebied van taakverdeling, eer ik in staat ben voor of tegen te kunnen zeggen, zo ik dat ooit al zal kunnen". De heer de Visser heeft moeite met de gang van zaken. De tijd om deze materie te bestuderen is te kort geweest. In twee dagen heeft men zijn mening op papier moeten zetten. Hij zou aan de heer Munters willen vragen als lid van de^Gewestraad wat hij met de meningen van de frakties gedaan heeft en wat hij in de Gewestraad gezegd heeft. De heer Munters vindt dat er nu over twee verschillende zaken gesproken wordt. Nu wordt gesproken over het verzoek van gedeputeerde staten aan de ganeante- raad en de heer De Visser vraagt naar de uitslag van de vergadering van de Gewestraad; hij wil daar straks graag op terug komen. voorzitter zegt, dat het wel dezelfde materie betreft. De heer De^Visser zegt dat van de raad een uitspraak gevraagd wordt. Een dergelijke stapel stukken had eerst in een vergadering behandeld moeten worden, zodat de raad niet gedwongen was direkt een uitspraak te doen. De voorzitter stelt voor eerst het voorstel van burgemeester en wethouders te behandelen en daarna hetgeen zich in de Gewestraad heeft ontwikkeld. De heer Manneke vraagt burgemeester en wethouders gedepu teerde staten duidelijk te maken dat een doordramprocedure bij een der gelijk belangrijk stuk ongewenst is. Ten aanzien van het advies van burgemeester en wethouders merkt hij op, dat hij er mee zou kunnen leven. Hij zou echter uitstel willen vragen van-minstens êên maand, omdat er geen tijd is geweest om met wie dan ook te overleggen. De voorzitter zegt, dat gedeputeerde staten aan de minister uitstel gevraagd hebben doch dat is geweigerd. De raad moet voor 15 oktober zijn mening aan gedeputeerde staten kenbaar maken en gedeputeerde staten moeten voor 15 november 1975 hun standpunt aan de minister bekend maken. Burge meester en wethouders kunnen daar niets aan veranderen. Het is een bijzonder ingrijpend voorstel, maar de raad en gedeputeerde staten zitten in hetzelfde harnas. Als de raad er nog eens over zou willen praten en zich dan rechtstreeks tot de minister zou wenden, dan heeft -12-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1975 | | pagina 69