-5-
plegen te worden herzien en de tarieven trendmatig verhoogd worden»
De gevolgen voor de gemeente, indien zulks niet geschied^ zijn in
de eerste plaats dat de opbrengsten lager in de begroting dienen te
worden geraamd? de bestuurlijke mogelijkheden verminderen adequaat.
We dienen de tarieven te brengen op het peil dat door de minister
van binnenlandse zaken wordt aangegeven. Er kan een moment komen dat
alle heffingen minimaal moeten worden opgetrokken tot het niveau dat
door de minister voor de art 12-gemeenten dit is voor de gemeenten die
voor een aanvullende bijdrage in aanmerking komen. Zulks is in het
verleden in Willemstad geschied^ dit was ineens een enorme verhoging*
De voorkeur wordt dus gegeven aan regelmatige, kleine en trendmatige
verhogingen. Iedereen vindt het vervelend om belasting te betalen,
maar wd fijn cm de trendmatige verhogingen van de salarissen en lonen
te incasseren? deze verhogingen zijn cm de prijsstijgingen op te vangen.
Ook de Gemeente kampt met de prijsverhogingende factoren. In totaal
bezien streven wij ernaar in de koers van 90% van de door de minister
voorgestelde belasting opbrengst te komen. De voorzitter wil in dit
verband nog een algemene opmerking maken: de belastingen, waar het hier
om gaat, zijn niet ter dekking van bepaalde uitgaven of bepaalde
werken der gemeente? zij maken een onderdeel uit van de algemene
middelen der gemeente. Deze vinden in het bestuurspatroon hun uit
werking. Het is dus niet zo: ik betaal straatbelasting, dus ik heb
recht op een mooie straat. De heer Manneke wil over de vier belasting
voorstellen in het algemeen een opmerking maken. Hij meent dat het
niet te beoordelen is of de verhogingen nodig zijn? dit kan eerst be
oordeeld worden bij de behandeling van de begroting voor 1975. Hij
wijst erop dat in de vandaag bekend gemaakte Miljoenennota toegezegd
is dat naast een compensatie voor prijsstijgingen de gemeenten in 1975
in totaal nog 120 miljoen gulden extra krijgen, terwijl de doeluit
keringen nog aanzienlijk verhoogd zullen worden. Hij wil dus eerst
afwachten hoe dit in de begroting van deze gemeente tot uiting zal
komen. Hij stelt daarom voor om dit voorstel en de andere belasting
voorstellen aan te houden totdat een inzicht kan worden verkregen in
de noodzaak ervan, dat is dus bij de behandeling van de begroting.
De heer Van den Enden onderschrijft dit standpunt van de heer Manneke
volledig en steunt derhalve diens voorstel. De voorzitter kan zich
levendig indenken dat deze gedachte post vat. We zijn nu echter bezig
met een gemeente, niet met een bedrijf. Als gemeente zijn wij over
heid, dus een verbruikshuishouding. Ongeveer 80% van de gemeentelijke
inkomsten ligt vast in rijksuitkeringen; ook de uitgaven liggen voor
ongeveer herzelfde percentage vast. De vrije bestedingsmarge is dus
beperkt tot 25 a 30%. Het vervelende is nu dat dit juist vooral de
uitgaven zijn in de welzijnssector, voor subsidies, extra onderwijs
enz. In die sector moet dus onherroepelijk een verschraling optreden
als we de belastingen riet tijdig en regelmatig bijstellen, want ook
hier ligt een groot gedeelte van de uitgaven vast tengevolge van toe
zeggingen. De uitkeringen uit het Gemeentefonds zijn met 8% ver
hoogd. De heer Manneke noemde het percentage van 25% in totaal, maar
hierin zitten ook een aantal verfijningsregelingen, zoals voor bodem
gesteldheid, openbaar vervoer, voor de groeikernen enz. Er zullen dus
misschien wel gemeenten zijn die 30% vooruitgaan. De belastingvoor
stellen zijn dus bestuurlijk een juiste ontwikkeling. Stel eens dat
het voorstel aanvaard wordt van de heer Manneke, en dat we tot decem
ber wachten. Wij krijgen dan ongetwijfeld een onjuiste discussie, om
dat bij een schrale begroting de subsi-dies bijvoorbeeld gekoppeld
zouden moeten worden aan de belastingverhogingen, wat op zich al een
zeer moeilijke zaak is. De heer Manneke persisteert bij zijn voorstel
cm belastingverhogingen tegelijk met de begroting te behandelen. Hij
kan niet inzien dat we nu moeten beslissen, noch minder kan hij be
oordelen of in het totaalbeeld van de begroting de voorgestelde ver
hogingen noodzakelijk zijn. Hij wordt temeer gesterkt in deze mening
omdat we de gevolgen van de toezegingen voor de gemeenten in de