Ten eerste dat de doer de gemeente te verwerven gronden een agrarische
bestemming hebben, ten tweede dat bij de voorgestane geleidelijke ont
wikkeling Vein de gemeente de grond nog een geruim aantal jaren de
huidige agrarische bestemming zal houden, ten derde dat zelfs niet
vaststaat dat deze grond ooit voor woningbouw zal worden bestemd en
tenslotte dat gelet op de waarde van de ruilctojectan onder deze om
standigheden de ruiling moet geacht worden in strijd te zijn met het
financiële belang der gemeente* De heer Van den Enden vraagt zich
echter af waarom het structuurplan destijds de goedkeuring van de ge
deputeerde staten kon verwerven, en waarom dit college de aankoop van
de gronden van het Bisdom van Breda en van het St. Catharmadal—
klooster die toch in de onmiddellijke nabijheid van de grond van van
Exel liggen, wel recentelijk kon goedkeuren. Hij verwacht daarom dat
het college van burgemeester en wethouders terzake diligent zal blijven
en de raad over te nemen stappen zal inlichten. De voorzitter zegt dat
de vragen die bij de heer Van den Einden naar aanleiding van de niet-
goedkeuring zijn opgekomen, ook de vragen van burgemeester en wet
houders zijn. Is de raad het niet eens met de zienswijze van het
college van gedeputeerde staten, daft kan hij eventueel in beroep gaan
bij de Kroon. Naar de mening van de voorzitter is dit laatste eerst het
geval op het moment dat het ontwerp-bestemmingsplan voor het onder
havige gebied aan de orde is.De heer Manneke vraagt bijzondere aan
dacht van de raad voor de bij de ingekomen stukken aangetroffen brief
van de "Stroomgroep Stop Kalkar" te Amsterdam en voor de daarbij ge
voegde nota inzake het Kalkar-project van de gemeente Haarlem. Op het
verzoek van de heer Manneke zegt de voorzitter toe deze brief en nota
aan de raadsleden toe te zenden.
De overige ingekomen stukken worden vervolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming voor kennisgeving aangenomen.
1 Medewerking ex art. Insgelijks wordt op verzoek van het bestuur van de Vereniging voor
72 der L.O.wet 1920 "Protestants Christelijk Basisonderwijs" te Helwijk medewerking ver-
IgEe Ruiaenhil". leend ex artikel 72 van de Lager-Onderwijswet 1920 voor de aanschaf
van benodigdheden voor de inrichting van een zesde lokaal, een en
ander conform het advies van de Inspecteur van het Lager Onderwijs in
de inspectie Roosendaal van 5 augustus 1974, en besloten hiervoor
een krediet beschikbaar te stellen van f.3.649,95.
Lozingsverorde- Bij de behandeling van het ontwerp Lozingsverordening riolering in-
sinq riolPT-im. formeert de heer Manneke of deze verordening ook van toepassing is op
de agrarische bedrijven, daarbij de inwonereqirf-valenten vergelijkendë
van de diverse dieren, zoals 10 runderen® 100 i.e., en zo ja, bij wie
of bij welke instantie de contrÖle ligt. De Voorzitter antwoordt dat
de verordening inderdaad van toepassing is op agrarische bedrijven,
doch de riolering zelf beperkt zich overwegend tot de bebouwde kom.
De controle op de toepassing ligt hoofdzakelijk bij het Waterschap
"West-Brabant", dat hiervoor personeel en een laboratorium ter be
schikking heeft; regelmatig worden ook in Willemstad al steekproeven
genomen. De heer Manneke wil verder graag ingelicht worden over het
verschil van "oliën" in artikel 2 onder e van het onderwerp, en
"minerale oliën" in artikel 3. De voorzitter moet tot zijn spijt hier
op het antwoord schuldig blijven; hij is terzake niet deskundig en
heeft voldoende vertrouwen in de ontwerpers van de verordening dat
de redactie juist zal zijn. Tenslotte vindt de heer Manneke de straf
bepaling in artikel 20 van ten hoogste twee maanden of geldboete van
driehonderd gulden bij overtreding niet of nauwelijks vergelijkbaar;,
de voorzitter verwijst de heer Manneke hiervoor naar de wettelijke
bepalingen"(art. 195. gemeentewet) waarin de bevoegdheid van de raad
is neergelegd; een andere strafmaat zou voor de rechter onaanvaard
baar zijn. De heer De Visser vraagt zich af of op bladzijde 8 onder
artikel 16, handelende over de beroepsprocedure, niet toegevoegd zou
kunnen worden dat een beroepschrift onmiddellijk ter kennis wordt ge
bracht van de raad, teneinde de raadsleden in de gelegenheid te