odisw its isteasmspTJjd nsv IsJeioov tad nomliov
sqqsnrbKsrf Som iaciLnavoi'id apiJbel-g ros
tafMtos its ©xti^slebflsnsd
s iaj aosmsptMcf itsv. Isiaio
e of isBiWxrioaad tOOS.r
oP-iaSuaLi ob nsv vaiiaSad
inaxerc 9b its
-4-
De heer Van der S lui .is zegt, dat in het rapport van het Verificatie
bureau staat, dat onvoldoende aandacht wordt besteed aan een effectieve
kredietbewaking. Hieromtrent vraagt hij enige toelichting.
De voorzitter antwoordt, dat dit de dagelijkse zorg is van het college
van burgemeester en wethouders. Het is niet altijd mogelijk om binnen
de gestelde begrotingspost te blijven. Soms is er een overschrijding,
waarvoor niet tijdig een begrotingswijziging aan de raad kan worden
voorgelegd; men moet ook practisch kunnen werken. De voorzitter kan geen
garantie geven, dat deze opmerking niet meer in het rapport van het
Verificatiebureau zal voorkomen.
Beroep Rijkswater- Naar aanleiding van het voorstel van burgemeester en wethouders tot
staat Deltadienst het ongegrond verklaren van het beroepschrift van het hoofd van de
tegen weigering Rijkswaterstaat Deltadienst tegen weigering bouwvergunning geeft de
bouwvergunning. voorzitter het woord aan de heer Van den Enden.
De heer Van den Enden zegt, dat hij op dit onderwerp toch wel uit
voerig wil ingaan. Op 6 december 1973 hebben burgemeester en wethouders
de beslissing op de ingediende aanvraag aangehouden op grond van
artikel 50, lid 5 van de Woningwet. Genoemd college houdt de beslissing
omtrent een aanvraag om vergunning aan» indien er geen grond is om de
vergunning te weigeren en de aanvraag een bouwwerk betreft, behorend
tot een beschermd stads- of dorpsgezicht in de zin van de Monumenten
wet, waarvoor nog geen ter bescherming daarvan strekkend bestemmings
plan geldt.
Dat is hier het geval. Het college van burgemeester en wethouders heeft
blijkbaar de beslissing aangehouden om te weten te komen of de Rijks
dienst voor de Monumentenzorg wel of geen bezwaar tegen het bouwplan
had en wellicht ook hoe het Intergemeentelijk Adviesbureau erover dacht.
Deze instanties hebben schriftelijk op 23 november 1973 respectievelijk
4 januari 1974 te kennen gegeven tegen het verlenen van de vergunning
geen bezwaar te hebben. De gemeente zelf had geen bezwaar, gelet op
het artikel, waarop de beslissing op 6 december 1973 werd aangehouden.
In afwijking van het eerste lid van artikel 50 van de Woningwet, houden
burgemeester en wethouders de beslissing omtrent de aanvraag om bouw
vergunning aan, indien er geen grond is om de vergunning te weigeren.
Het college had dus toen geen weigeringsgrond en de genoemde instanties
ook niet. In wezen was dus al de vergunning verleend, want men had toen
geen grond het verzoek af te wijzen en er is niets aan de oorspronkelijke
toestand gewijzigd, wat een weigeringsgrond zou kunnen opleveren. Het
gevolg is, dat artikel 50, lid 10, van de Woningwet moet worden toege
past en daarin staat, dat in afwijking van het vijfde lid van genoemd
wetsartikel de vergunning wordt verleend, indien de minister tegen het
verlenen van de vergunning geen bezwaar heeft en dat is te lezen in
de brief van 4 januari 1974 van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
Dat is hier het geval. Burgemeester en wethouders hadden op 6 december
1973 de vergunning moeten weigeren op gronden, die zij nu aanvoeren.
Nu bestrijdt het college van burgemeester en wethouders de redelijkheid
van het positief advies van de rijksdienst voor de Monumentenzorg en
wenst een rechtsgelijkheid in beoordeling van aanvragen van rijks
diensten en particulieren.
Op zichzelf is dat treffend juist. Maar ook de rijksdienst heeft
gewezen op twee vormen van beoordeling, namelijk die voor bestaande
panden en die voor nieuw» te bouwen panden. Verder achtte de rijksdienst
een nadere bespreking wenselijk, wanneer burgemeester en wethouders
bij hun standpunt bleven. Heeft deze bespreking plaatsgehad en wat
was het resultaat? Hoe het ook zij, de heer Van den Enden is persoonlijk
van mening, dat er geen gronden zijn om de vergunning te weigeren,
hetgeen inhoudt, dat hij het ingediende beroep gegrond verklaart.
Ergens is beweerd de heer Van den Enden wil echter geenszins hatelijk
zijn - dat de gemeenteraad met de franse slag bestuurt, maar hij is van
mening dat er juridisch toen geen bezwaar was, dat er geen omstandigheden
gewijzigd zijn en er dus geen reden is om de bouwvergunning thans te
weigeren.