■•V-' 1 ïbê - ft-v V ■urn* Ut-; !^'B - 'ïi»lïï<i' -h r y? .■xySjd UU.:. jodoftp." ,-hX i - •'- rjfrrft :-5 0>:ïi r-.-v&i - m. «5 :"V >?2'cv: V -JY-iV i''-""' DUJi q-v-,-. ^c,„, 1 ilv li vï'i ,i v.-'v if... -J'Tf ;i V)i>. X',l .•f i if i: VSP f.NjV hf 'Cs,i i tfjS t:?''"*5ri i 7 CV.- v I :o*jf:v j i - tail yT i Lu:»;-- - V >h'. r.\ir V,\V^v. t Kjf-f 1 Yf -1 t*9c t ;;V; - v.i Y;:f i-- X-i blt t f'J -•■ t.vjj, 7- ,X'V: ■ntf, tó;« -3- zodanig mag worden opgevat. De voorzitter verzoekt de heren Voogt, Van der Sluijs en Van den Enden, als stemopnemers te fungeren. Vervolgens zal gestemd worden voor de aanwijzing van het lid. Dan schorst hij enige ogenblikken de vergadering voor het ophalen en tellen van de stemmen. Na heropening van de vergadering vraagt hij de heer Van den Enden rapport uit te brengen. De heer Van den Enden zegt, dat er 7 stemmen zijn uitgebracht, waar van 3 op de heer De Visser en 4 op de heer Munters. De voorzitter zegt, dat de heer Munters de absolute meerderheid heeft behaald en dus is benoemd als lid van de Gewestraad, Op de vraag van de voor zitter zegt de heer Munters de benoeming aan te nemen en hij hoopt oprecht op goede wijze de belangen van de gemeente Willemstad in de Gewestraad te behartigen. Vervolgens gaat men over tot stemming voor het plaatsvervangend lid van de Gewestraad. Om de uitslag van de stemming te bepalen schorst de voorzitter enige ogenblikken de vergadering. Na heropening van de vergadering brengt de heer Van den Enden verslag uit en zegt dat er 7 stemmen uitgebracht zijn, waarvan 4 op de heer De Visser en 3 blanco» De voorzitter zegt, dat de heer De Visser de absolute meer derheid heeft en dus is aangewezen als plaatsvervangend lid van de Gewestraad. Hij vraagt of de heer De Visser de benoeming aanvaardt. De heer De Visser zegt, naar aanleiding van het gestelde van de heer Van der Sluijs helemaal niet te kunnen umktioneren als plaatsver vangend lid en dus neemt hij de benoeming niet aan. De voorzitter zegt het anders beluisterd te hebben. De heer Van der Sluijs ver klaart, dat hij aan de capaciteiten van de heer De Visser niets te kort heeft willen doen. Hij heeft gesteld dat een wethouder direkter bij het bestuur betrokken is en niet dat een raadslid minder capa citeiten zou hebben. Hij wil geen eikel woord ten nadele van de heer De Visser zeggen. De heer De Visser zegt, dat wanneer hij als lid a niet goed kan funktioneren hij dat zeker niet kan doen als plaatsver vangend lid. Zeker niet, omdat hij dan totaal niet of alleen maar een enkele vergadering zal bijwonen. Dan zou hij to.. h de hele materie moeten opnemen en dat zou een hele belasting zijn, wanneer men er mischien geen gebruik van hoeft te maken. Wanneer hij er als lid regelmatig mee gekonfronteerd zou worden dan wel maar nu niet. De heer Van den Enden merkt op, dat men deze benoeming als een forma liteit moet zien. Straks komen er nieuwe leden, wanneer de nieuwe raad er is. Misschien komt men in deze samenstelling slechts êên keer bijelkaar. De heer De Visser zegt dat zulks de redenering van de heer Van den Enden is, maar als lid zou de heer De Visser minder geschikt zijn» De voorzitter stelt voor de vergadering enkele ogen blikken te schorsen om de frakties gelegenheid te geven zich te be raden welk voorstel wordt aangenomen. Na de heropening vraagt hij de heer De Visser of deze de benoeming aanneemt. De heer De Visser blijft bij zijn ingenomen standpunt en verklaart nogmaals de be noeming niet aan te nemen. Dan wordt wederom tot stemming overge gaan. Ter bepaling van de uitslag van de stemming schorst de voor zitter wederom enige ogenblikken de vergadering. De heer Van den Enden zegt na heropening dat er 7 stemmen zijn uitgebracht waar van 4 op de heer Kamp en 3 blanco. De voorzitter vraagt de heer Kamp of hij de benoeming aanneemt. De heer Kamp zegt, dat hij niet als aanhangwagen voor de Christelijke Groepering wil fungeren en dus de benoeming niet aanneemt. Overgegaan wordt tot de tweede stemming voor een plaatsvervangend lid van de Gewestraad. Na schorsing en heropen:'mg van de vergadering door de voorzitter geeft deze het woord aan de heer Van den Enden» De heer Van den Enden zegt, dat er 7 stemmen zijn uitgebracht, waarvan 3 op de heer Voogt, 1 op de heer Van den Enden en 3 blanco. De voorzitter vraagt de heer Voogt of deze de benoeming aanneemt. -4-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1974 | | pagina 32