a -4- Naar aanleiding van het voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van de "Archiefverordening 1974" geeft de voorzitter het woord aan de heer Van den Enden. De heer Van den Enden zegt,dat zoals uit de toelichting op het voor stel blijkt, deze verordening een uitvloeisel van de archiefwet van 1962 is en behelst voorschriften betreffende de gemeente-archiefbe waarplaats, de archiefstukken die nog in gebruik zijn ten behoeve van de dienst, de zorg daarvoor en het beheer daarvan. Voor zover het de heer Van den Enden bekend is, kent de wet alleen de gemeente-archivaris en geen streek-archivaris. De archivaris in deze gemeente, is niet in dienst van de gemeente alleen, maar van meerdere gemeenten samen, in wezen dus in dienst van de regio. De vraag is of er voldoende overleg is geweest met die andere gemeenten en of die verordening zodoende ook gelijkluidend is in alle gemeenten, behoudens dan de aanwijzing van de gemeente archiefbewaarplaats. Dan citeert hij artikel 5 van de ontwerp-verordening. De wet is van 1962 en nu is het 1974, dat deze archiefverordening de raad bereikt» Hij vraagt zich af of hij weer ondeugend is wanneer hij vraagt of het weer zolang gaat duren tot het in artikel 5 bedoelde reglement het licht ziet? Hetzelfde geldt voor de voorschriften als bedoeld in artikel 6 met betrekking tot de nog niet naar de archief-bewaarplaats overgebrachte stukken, alsmede voor de instructie voor de beheerder als bedoeld in artikel 9. het college van De heer Van den Enden verwacht, dat^n dat reglement bepalingen burgemeester en zal opnemen betreffende de verplichte aantekening aan wie en wanneer wethouders men een archiefstuk uitleent onder de verantwoordelijkheid van de beheerder, alsmede bepalingen, maatregelen, noem het een sanctie, bij wijze van spreken, wanneer het voorkomt dat het of de uitgeleende stuk(ken) niet op tijd of helemaal niet meer terugkomen. Dan citeert hij artikel 16. Dat eerste lid is duidelijk, maar lid 2. Dit tweede lid lijkt gewoon een formaliteit, misschien uit de wet overgenomen. Maar het zegt niets. Het zal wel de bedoeling zijn dat de gemeente archivaris dat doet aan het college van burgemeester en wethouders omdat tot hier nergens iets over de raad wordt gezegd, maar het staat er niet. Pas artikel 17 schrijft voor dat het college van burgemeester en wethouders eenmaal in de vijf jaar verslag aan de raad uit moet brengen, maar ook dat zegt niets. Een raad zit vier jaar, de volgende nieuwe raad hoort weer een nieuw verslag of misschien helemaal niet, want het gebeurt pas om de vijf jaar. Die tijd is veel te lang,want van een vergelijking met het vorige verslag komt dan niet meer zoveel. Hij voelt er veel meer voor om aan artikel 16 een derde lid toe te voegen, waarin de archivaris verplicht wordt om eenmaal per jaar voor een vastgestelde tijd, een werkverslag uit te laten brengen en dat ter inzage aan de raad ter beschikking te stellen. Hij stelt daarom voor het derde lid als volgt te doen luiden: Eenmaal per jaar en wel vóór 1 april, brengt de archivaris een werkverslag over het afgelopen jaar uit aan burgemeester en wethouders welk verslag burgemeester en wethouders aan de raad ter inzage verstrekt. Het houdt een tweeledige verplichting in, ten eerste voor de archivaris om verslag uit te brengen en ten tweede voor burgemeester en wethouders om het ter inzage aan de raad te verstrekken. Dat lijkt mij een zaak van goed beleid. Vaststelling "Archiefverorde- ning 1974".

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1974 | | pagina 24