.«4' deeltelijk van de eigenaar te ontnemen. De heer van de Ree verwacht, dat wanneer een pand na restauratie" rïïet wordt bewoond, het pand binnen een paar jaar opnieuw aan restauratie toe is. De voorzitter zegt, dat dit laatste voor risico van de eigenaar "ïs Het ter tafel gebrachte voorstel, aldus de voor zitter, handelt niet over de subsidiëring als zo danig, Hot subsidiëren van restauratie van eer. monu ment, wordt van geval tot geval aan de raad voorge legd. Aan de orde is de vraag of, nadat subsidie is ver leend, voorwaarden mogen worden gesteld omtrent het gebruik van, of de huurprijs voor een gerestaureerd pand. Deze vraag wordt door de meerderheid van het collego van burgemeester en wethouders ontkennend beantwoord. Als antwoord op het betoog van de heer Boot zegt de voorzitter, dat de inkomsten voor de gemeente uit de financiële verhouding Rijk-Gemeente afhankelijk is van de oppervlakte in hectaren, alsmede van het aantal inwoners. Aangezien hierdoor in sommige gevallen onbillijkheden ontstaan, zijn verschillende verfijningsregelingen in het leven geroepen. Het doel van de Verfijningsregeling Monumenten is echter niet, dat de gemeente fungeert als doorgeef- station, maar wel dat de gemeente de eigen meerkosten met betrekking tot haar huishouding daarin ten dele. terugvindt. De heer Van der Sluijs meent, dat Dij het blijven leegstaan van een woning na restauratie, de subsidie gelden niet aan hun doel beantwoorden, terwijl boven dien het pand vlugger opnieuw in staat van ontredde ring zal verkeren, DeSalnicti min acht hij oen bij drage van 4in de totale kosten ook te gering om over het gebruik en de huurprijs van het pand zeggen schap te hebben. De heer Boot zegt, dat de uitkering op grond van de verfijningsregeling afhankelijk is van het aantal panden en de grootte van subsidiabele bedragen. De voorzitter zegt toe,dat bij het eerstvolgende voorsteT aan de raad tot het verlenen van een subsidie voor de restauratie van een monument, elk lid van de raad een exemplaar van de verfijningsregeling monu menten zal worden overgelegd. De vraag blijft echter, hoe zekerheid wordt ver kregen, dat een pand na restauratie ook wordt be woond, nu door het voor Willemstad buiten werking treden van de Woonruintewet 1947 het gemeentebestuur geen bevoegdheid meer heeft regelend op te treden. De heer Boot verzoekt burgemeester en wethouders het gehele voorstel terug te nemen. De voorzitter ziet hiertoe geen aanleiding, omdat het niet gaat ove'r subsidieverlening als zodanig en daar- meesamenhangend de Verfijningsregeling Monumenten, maar wel over de vraag of het redelijk is, na subsidieverlening aanvullende voorwaarden te stellen, hetgeen gezien kan worden als een privaatrechtelijke overeenkO' ist De heer Bo_ot zegt, dat tegen een dergelijke onlangs opgelegde" voorwaarde, door de heer Louwers bedenkingen zijn opgeworpen. Hierna herhaalt de heer Boot zijn voorstel om 15$ subsidie te verlenen, met als aanmoediging voor be-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1971 | | pagina 12