- 4 -
Reeds geruime tijd bezoeken 40 leerlingen de school.
Daar er een wachtlijst van leerlingen is,heeft het schoolbestuur een
tweede kleuterleidster aangesteld.
Dit brengt met zich mede dat het tweede leslokaal geheel ingericht moet
worden en de inrichting van het eerste lokaal moet worden aangevuld,daar voor
heen ongeveer 30 leerlingen de school bezochten.
Burgemeester en wethouders stellen voor om overeenkomstig het advies van
de Inspectrice van het Kleuteronderwijs te Breda de gevraagde medewerking te
verlenen tot een bedrag van f.12.659>78*
De heer van Sprang wijst er op dat het speellokaal als zodanig niet
meer gebruikt kan worden door de inrichting tot leslokaal.Spreker vraagt af of
er in de toekomst niet een stuk bijgebouwd zal moeten worden.
De voorzitter is van mening dat het in de toekomst wel noodzakelijk zal
zijn,mede omdat het aantal kleuters nog zal uitbreiden.Momenteel is er geen
andere oplossing mogelijk.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad overeenkomstig het voorstel
van burgemeester en wethouders de gevraagde medewerking te verlenen.
Toepassing
art .20
Monumentenwet
Blijkens de overgelegde stukkon en tekeningen is de minister van cultuur,
recreatie en maatschappelijk werk voornemens met betrekking tot de kom der ge
meente en het daaraan grenzende gebied, artikel 20 van de Monumentenwet toe te
passen.
Krachtens art.37 van de wet op de Ruimtelijke Ordening is de raad ver
plicht binnen een jaar na de aanwijzing tot beschermd stads- en dorpsgezicht
een bestemmingsplan voor het aangewezen gebied vast te stellen.De draagwijdte
daarvan kunnen burgemeester en wethouders helaas niet nader omschrijven,aange
zien niet bekend is welke eisen aan een dergelijk bestemmingsplan zullen worden
gesteld.
De rechtsgevolgen voor de eigenaren/bewoners binnen het aangewezen ge
bied zijn daardoor evenmin bekend.
ITit de algemene toelichting,die door de Rijksplanologische dienst bij de
stukken gevoegd is,wordt met betrekking tot de voorschriften,die deel uitmaken
van het bestemmingsplan, gezegd, dat de inhoud van de voorschriften gericht
moet zijn op het behoud van de bijzondere elementen in het gebied die wezenlijk
de schoonheid of het karakter van het geheel bepalen, en het voorkomen van
moderniseringen en wijzigingen die ertoe kunnen leiden, dat de waarde van het
"gezicht" wordt geschaad.
Alhoewel daaraan toegevoegd wordt dat het niet gaat om het "bevriezen"
van het gebied,achten burgemeester en wethouders de toelichting gevaarlijk vaag.
De nader gevraagde inlichtingen muntten evenmin uit in duidelijkheid.^
Ter zake van de overgelegde tekening,die als basis voor de aanwijzing
geldt, merken wij op dat in dit geval gewerkt wordt met een volkomen verouder
de situatietekening waarop allerlei belangrijke wijzigingen in de situatie,
ontstaan in de loop van de laatste tien jaren, geheel ontbreken.
Bovendien worden bij de aanwijzing gebieden betrokken,die bij afzonder
lijke wijzigingen van het uitbreidingsplan in hoofdzaak een bijzondere bestem
ming hebben gekregen plan 1/ests waterstaatkundige werken en plan Oost.
recreatieve ontwikkelingen)
Overigens dient nog te worden gesteld dat het gemeentebestuur van Willem
stad voor de totstandkoming van de Monumentenwet reeds aandacht heeft besteed
aan de onderwerpelijke aangelegenheid door vaststelling van een besluit ex
artikel 43 der Woningwet 1901, waarbij de bebouwing en het gebruik van de
gronden binnen de kom der gemeente werd geregeld. Een overhaaste toepassing van
art. 20 van de Monumentenwet is in verband daarmede zeker niet nodig.
Burgemeester en wethouders stellen voor gedeputeerde staten in bovenom
schreven zin te antwoorden.
Tegen de begrenzing van het gebied zijn op een drietal punten bezwaren
in te brengen en wels
1aan de oostzijde is het buitengesloten gebied te krap aangehouden .Een andere
grens is hier voorgesteld om willekeur tegenover de eigenaren te voorkomen.
2. aan de zuidzijde kan de aanduiding gemakkelijk aanleiding geven tot misver-
stand.Een lijn over hot midden van de lïoordlangeweg vormt een duidelijke af
bakening. - 5 -