- 5 -
Dus maar weer afwachten. Mijne Heren, ik wilde langzamerhand deze nieuw
jaarsrede gaan beeindigen. Zij is toch al lang genoeg geworden. Misschien
vond U deze rede wat aan de sombere kant, evenals de begroting, die U op
deze vergadering ter behandeling wordt aangeboden, een sombere aanblik
vertoont. Ernstige tekorten bij ons in het afgelopen jaar en een voor Wil
lemstad vrij ernstig tekort op de begroting 1965» Toch ben ik om deze be
groting minder verontrust - het beleid vanuit Den Haag heeft de gemeenten
nu eenmaal in een ongunstige positie gemanoevreerd - dan om andere dingen,
die veel ernstiger zijn; dat niet altijd met die vaart en visie werd ge
werkt in overeenstemming met de grote belangen, die voor onze gemeente voor
wat betreft haar toekomstige ontwikkeling op het spel staan; dat niet altijd
optimaal de gelegenheid werd benut om op tijd gereed te komen met plannen
en voorstellen, die eigenlijk geen uitstel duldden; dat ook de afdoening
van bepaalde zaken wel eens nodeloos vertraagd werd; dat een en ander wel
eens tengevolge heeft gehad, dat er iets mis ging met de dienstverlenende
taak van de gemeente, die hierdoor haar gezicht naar buiten verloor.
Dit jaar wordt op ons allen - niemand uitgezonderd - een dringend
beroep gedaan om hard te werken. Laat ieder daarbij de ander het goede voor
beeld geven. We willen b.v. allen graag, dat de op handen zijnde herdenkin
gen zullen slagen en dat m<5et ook; ons prestige is ermede gemoeid. Maar dan
zullen alle werkers in dienst der gemeente goed moeten beseffen, dat de
normale werkzaamheden - en die nemen wel toemaar niet af - onverkort diener
voortgang te hebben. Als dit misschien een aanslag zal moeten betekenen op
onze vrije uren, laten we die er dan ook met vreugde aan geven.
Ik dank U, mijne Heren, hartelijk voor de inspanning, die U zich gedu
rende het afgelopen jaar hebt willen getroosten in het belang van onze ge
meente. De plezierige onderlinge verstandhouding heb ik altijd bijzonder
gewaardeerd. Houen zo!
Ook het personeel der gemeente dank ik hartelijk voor het belangrijke
werk, dat door hen is verricht. Ik hoop, dat we dit jaar in hechte teamgeest
veel belangrijk werk zullen mogen verzetten.
Met het gebed, dat God U en de Uwen zegene en tot een waarachtige zegen
stelle voor onze goede stad, verklaar ik gaarne deze eerste vergadering in
het nieuwe jaar voor geopend.
Vervolgens stelt de voorzitter de notulen aan de orde van de vergade
ringen van de raad van 29 oktober 1964 en 10 december 1964.
De heer W.J.Schuil zegt, dat bij het punt; wijziging van de verordening, re
gelende de bebouwing van de kom t.a.v. de Achterstraat, in de notulen van
29 oktober 1964 is genotuleerd: "Misschien bestaat er in de toekomst nog
grote behoefte aan parkeerterrein" (blz. 8 bovenaan). Spreker vindt dit een
vreemde uitdrukking van de voorzitter, gezien de besprekingen in vorige
raadsvergaderingenDit gaat tegen de bedoeling van de raad in.
De voorzitter zegt zich te herinneren dit wel te hebben gezegd. Al onze
plaatsen laboreren aan een ernstig tekort aan parkeerruimte, aldus de voor
zitter. In de toekomst kan dit terrein nog een welkome plaats zijn om te
parkeren
De heer Schuil zegt, dat dit gezegde in flagrante strijd is met de bedoeling
van de raad. Parkeerruimte bij de bejaardenwoningen is niet houdbaar.
De voorzitter zegt bereid te zijn in de notulen van de volgende vergadering
duidelijk naar voren te laten komen, dat dit gezegde tegen de wensen van de
raad in gaat.
Op bladz. 2 van het verslag van de informele raad van 10 december 1964 staat:
'De suggestie van de heer Schuil om ook de gronden binnendijks op te hogen,
acht de heer Margry niet haalbaar".